L'Aber-Wrac'h, Frankrijk, 25-6-2009

Goulet de Brest, Frankrijk
De naam L’Aber-Wrac’h klinkt enger dan dat het is. Het is een klein dorpje, er is zelfs geen bakker, aan het riviertje de Wrac’h. Wat dus helemaal niets met wrakken te maken heeft, of dat er hier veel schepen zouden vergaan. Eigenlijk is het voor de meeste schepen een tussenstop om de dagafstanden een beetje binnen de perken te houden. Toen wij hier vandaag dan ook aankwamen, waren we het tiende Nederlandse zeiljacht in de haven.

Tot nu toe zagen we bijna geen Nederlanders. Enkel diezelfden die een vaste ligplaats in Frankrijk hebben en hier de vier zomermaanden varen. Vanaf de rivier de Odet komen we meer vakantievaarders tegen. Op de rivier waren wij de zesde Pays-Bas volgens de havenmeester. In Camaret-sur-Mer telden we er zeven. De eerlijkheid gebied om te zeggen dat drie schepen dezelfde tochten maakten als ons; we tellen dus wel eens dubbel.

De beide stukken met extreem veel stroom, om de uitstekende rotskusten van Bretagne, hebben we weer gehad. De meest zuidelijke raz, zo heet zo’n stroomgebied, hebben we woensdag gedaan en was helemaal bezeild. De noordelijkste raz, waar we net vandaan komen, was windstil. Een enorme groep dolfijnen heeft ons lang bezig gehouden, daardoor hebben we nauwelijks gemerkt dat we een beetje te vroeg waren en dus in de stroom op moesten motoren.

Na het smallere stuk, je bent dan aan het begin van Het Kanaal, kwam er geen wind, maar wel deining. Het is niet zo’n hoge, maar wel een heel korte. Météo France, dit hadden jullie niet voorspeld, waar kunnen we klagen? Het ene moment wijst de punt van onze boot, omhoog naar de wolken en op het andere moment in het water. Drie uur hakketakken we zo door. Het aantal uren is evenredig aan het aantal rustdagen, dat we nu gaan inlassen.

Concarneau, Frankrijk, 18-6-2009

Lorient, Frankrijk
Jaren terug had je tussen de middag een spelletje op de radio, met Kees Schilperoord, waarbij je een geluid moest raden. Het is nu zelfs terug, ik geloof bij Q-music. Dat raden van het geluid hebben wij ook gedaan.

De eerste maal, afgelopen zondag, ‘s morgens om een uur of tien. We waren nog niet zolang uit bed en rommelden binnen nog wat om, de koffie was nog niet eens klaar. Het was een doffe klap, alsof de boot door iets wordt geraakt maar toch ook niet helemaal. Buiten is niets en niemand te zien. Ook in het water drijft niets. Binnen is niets groots omgevallen, we kunnen het geluid niet echt verklaren.

De enige oplossing die we kunnen bedenken is, dat het werkschip dat zo’n 100 mtr. van ons af ligt, het heeft gedaan. Ze liggen vlak achter een gevarenton verankerd, hebben een boorinstallatie aan boord en werken dag en nacht door. We vermoeden dat ze rotsen onder water opruimen om de vaargeul te verbreden en dieper te maken. Verderop ligt de marinehaven van Lorient. Misschien hebben ze een springlading gebruikt en hebben de geluidsgolven dit effect op onze boot gehad. Het echte antwoord krijgen we niet.

Twee dagen later liggen we op Île de Groix. Het avondeten, macaroni, is bijna klaar als we het geluid horen. Nu weten we direct beide het goede antwoord: er vaart iemand tegen ons op. En ja hoor, aan onze voorpunt hangt letterlijk een kajuitzeilbootje van zo’n zeven meter. Om het ankerrolbeslag zit zijn verstaging. Met de zeerailing heeft hij langs de boeg geschraapt, is daardoor omhoog gekomen en is met de draad achter de vloeien van ons anker blijven haken. Hij kan geen kant op. “Assurance” is het enige wat we verstaan en de kapitein wijst naar een lege box achter ons.

Cees verlost hem en we volgen, met argusogen, hoe hij om ons heen vaart. De bocht wordt te ruim genomen en nu wordt de motorboot in de box naast hem middenachter geraakt. Maar deze eigenaar is niet op zijn boot aanwezig, een gelukje voor de brokkenkapitein. Hij is toch niet dronken? Nee, dat valt mee, hij is gewoon heel erg oud. Aan de ene kant denk je dan, ouwe taaie goed dat je vaart en niet omhangt in het bejaardentehuis. Aan de andere kant wil je dat hij dan niet in de buurt van jouw boot vaart. Met zijn paar Engelse woorden en onze “peu” Franse komen we er wel uit.

Intussen is de officiële box-eigenaar met zijn boot terug gekomen. Opnieuw start onze botsbooteigenaar zijn motor en moet drie plaatsen opschuiven. Omdat drie maal scheepsrecht is, zal het nu wel lukken. Maar hij stelt al zijn kijkers niet teleur. Een goede bocht, mooi recht voor de box, fijn in het midden en nu de motor langzamer zetten. Vergissing; hij geeft vol gas, schuift bij de steiger op, blijft daar haken en ligt meteen vast. Hij heeft gewoon een nieuwe bril nodig!

Onze schade verhelpen we zelf wel: een beetje bijplamuren, wat schuren en dan de verf weer bijhelpen. Een prijskaartje daarop plakken is veel moeilijker. Een pot verf koste toen we het schip de eerste keer schilderden al zestig Euro. Van zijn verzekering hebben we geen hoge pet op. Het bootje is erg verwaarloosd, er is de laatste jaren geen geld aan besteed, laat staan aan verzekeringspremie. We maken het af op 25 Euro. Hij geeft ons een bankoverschrijving en wij laten het maar zo. Dat wordt dan meteen onze volgende puzzel: Hoe moet je in een vreemd land, de in Nederland afgeschafte betaalkaart, verzilveren.

Belle Île, Frankrijk, 11-6-2009

Belle Île, Frankrijk
Zeggen dat het toch wel een beetje te warm is, wordt direct afgestraft met vijf dagen flutweer. De wind varieert tussen de vier en zeven Beaufort en in de buien haalt ie zelfs de acht en negen. Het regent elke dag tot een uur of drie, daarna komt de zon door. Nee geen waterig zonnetje, maar gewoon helemaal volop. De wind blijft wel en dus is het, wat wij noemen: Deens fietsweer.

Toen we nog gewoon vier weken vakantie hadden, gingen we met de boot altijd oost over. Of te wel richting Denemarken en wat daar achter en boven ligt. Elke dag zeilden we een stukje, meerden af in een andere haven en gingen lopend het dorp, de stad of een eiland verkennen. Alleen als het te hard waaide, bleven we liggen en hadden een hele dag om rond te kijken. Het beste of gemakkelijkste te verkrijgen vervoermiddel is zoals overal, een fiets. Dus werden er meerdere exemplaren gehuurd en trapten we zo’n veertig kilometer weg. Ik denk dat de kinderen nu nog steeds fietsen met harde wind associëren.

Intussen zijn we wat verstandiger geworden. Nu fietsen we maar kleine stukjes. Eerst tegen de wind in, even zitten met een stukje stokbrood en dan voor de wind weer terug laten waaien. Op Quiberon is dat gemakkelijk. Van Port Haliguen fietsen we langs de kust in de luwte van de duinen naar het noorden. Bij het oversteken van het twee kilometer brede, hogere middenstuk van het schiereiland, moeten we even terug naar een kleine versnelling. Over de kustweg langs de kale rotsen van de oostkust, fietszeilen we terug. Geen centje pijn, behalve misschien zadelpijn.

Vandaag is het weer beter. De zon schijnt, het waait wat normaler en Belle Île is bezeild. We willen wel weg. Maar onze buren willen graag gereedschap van ons lenen. Ze hebben een blokje van de giekophouder kapot. Het is een klusje van niks, dus dat kan nog wel snel eventjes. Buurman gaat echter vandaag niet weg en heeft de hele dag tijd en het Engelse tempo is anders dan het Nederlandse. Na meer dan een uur vliegt het Cees aan. Hij zaagt gauw het blokje er zelf af en maakt zoveel mogelijk van onze meertouwen vast los. Het is wel duidelijk dat we willen varen, we hebben het hier wel gehad.

Lamor-Baden, Frankrijk, 4-6-2009

Auray, Frankrijk
Zeven dagen heel veel zon, met overdag een temperatuur van dik boven de dertig graden. Als echte, over het weer zeurende, Nederlander zeg je dan:”Warmer hoeft nu ook weer niet”. Maar we hebben er van genoten en zijn lekker lui geweest. Slechts één nacht hebben we in een haven gelegen, verder altijd aan, geleende, boeien. Dat betekent wel, geen internet en dat er niet elke dag een vers stokbrood gehaald kon worden, maar zelfs dat hebben we niet gemist.

Eerst hebben we het, voor ons schip, bevaarbare deel van de rivier La Vilaine bekeken. Na vier mijl komt bij Arzal de sluis en daarna varen we eindelijk weer eens op zoet water. We motoren zo ver mogelijk, zo’n 14 mijl, de rivier op. Voor een hoogspanningskabel draaien we om. Volgens Nederlanders, met een vaste ligplaats hier, moeten we er onder door kunnen, maar zelf hebben ze het nog nooit gedaan. Wij zijn er niet gerust op, het is vast niet prettig als onze marifoonantenne op 22 mtr. hoogte de stroomkabel raakt.

Op de kleine fok zeilen we terug, de wind komt van achteren en het waait meer dan zes Beaufort. Dat is direct weer het voordeel van deze warme, mooie week, de wind komt steeds uit het oosten. Met ruime wind racen we naar Port du Crouesty aan de monding van de Golfe du Morbihan. De supermarkt staat daar vlakbij de haven en we slepen heel wat boodschappen aan boord. Nu kunnen we er weer even tegen en zoeken in de Morbihan de boeien weer op.

Gisteren hadden we er één te pakken met een rvs ring en daar doorheen een lus touw. Op de pikhaak schuiven we een kunststof snaphaak, met een touw er aan. De snaphaak haak ik om de ring en trek de pikhaak los. Later komen er dan naar behoefte één of twee meertouwen bij. Deze boei heeft zo’n dikke rvs ring, dat mijn haak er niet om past en dus haak ik hem om de touwlus. We wachten nog even met de extra touwen, als er verderop plaats vrij komt, willen we nog wat opschuiven.

Intussen gaan we al vast even met de rubberboot naar de wal. Het dorp stelt niet veel voor. Twee eetgelegenheden en de overal aanwezige drogist, maar de bakker en slager ontbreken. Na een loopje langs de pier en het strand gaan we terug. De stroom heeft lekker aan onze Antje C getrokken en als we naar de boei varen, zien we tot onze schrik dat de lus helemaal geen lus is, maar gewoon een los touw, dat toevallig een stuk door de ring omhoog is getrokken. Foutje. We zijn blij dat onze boot er nog ligt. We worden toch wat te gemakkelijk na zoveel verschillende goede boeien, of te loom van het warme weer.

Arzal, Frankrijk, 28-5-2009

Arzal, Frankrijk
Het Hemelvaartweekend hebben we doorgebracht op Ile d’Yeu. En druk dat het daar was. Een driedaagse wedstrijd in de driehoek La Rochelle/ Sable D’Olonne/ Ile d’Yeu, plus nog eens alle lang-weekend-vaarders. De enige remedie is dan, blijven liggen en je goede ligplaats vast houden. Met de uittocht op zondag, verlaten ook wij het eiland, in noordelijke richting.

Hoog aan de wind en de zon er bij, op naar Ile de Noirmoutier. Van de meeliggers hebben we niet lang kunnen genieten: mist. Van de wind hebben we ook maar twee uren profijt gehad: motorwerk. In het nauwe stukje voor de aanloop van het eiland trekt de mist even op. Lang genoeg om alle bakens te controleren, we zitten goed. Met een bocht van meer dan 180 graden draaien we de haven in. Lekker, even zicht in die nauwe invaart. Bovenop de mist komt die nacht een pittig onweer, de hele hemel is vuur en donder. Maar daar weten jullie alles van, ca 24 uur later waren deze buien in Nederland.

De volgende dag: zon, wind west 4/5, kortom mooi zeilweer. Samen met onze Duitse buren met een snelle Deense Luffe 44 gaan we naar Pornichet. We gaan er een wedstrijdje van maken. Ze hebben alles er eerder bijstaan, maar zij zijn met z’n vieren. Inhalen is ook makkelijker dan voorblijven. En dat lukt aardig. Omdat ze, voor het zicht, achter onze fok zitten, maken we een draai vlak achter hun langs. Nu hoeven we niet steeds te bukken en te draaien om ze in het vizier te houden. Vier kopjes vliegen omhoog. Wat is er aan de hand? Ligt er wat in het water? Niet goed op de kaart gekeken? Zit er toch een ondiepte? Het is een komisch gezicht, die verwarring. Maar dat duurt niet lang, weer mist, maar nu ook helemaal potdicht.

Met geen mogelijkheid kunnen we de radar op gang krijgen. We proberen van alles. Het enige wat draait is het icoontje van de radar, maar beeld, ho maar. En net nu we de Loire-monding moeten oversteken. Terug? Maar we schieten al zo lekker op, de wind blijft gewoon windkracht 4, schuin van achteren. Dan doorzetten en hopen dat het nog wat optrekt. Dat doet het dus niet. De koers wordt verlegd, nu moeten we maar officieel recht de vaargeul oversteken, bij een groene en rode boei.

We zitten elk op een kant met de oren open. Een, vermoedelijk, vissersschip komt schuin achter ons langs. Dan horen we een wat zwaardere motor, rechtsvoor. Hij gaat mooi voor ons langs, nu horen we hem linksvoor. Even later opzij, nog later linksachter. Wie vaart nu een vreemde koers, hij of wij? Vanaf rechtsachter komt hij op ons afvaren: de kustwacht. Nou daar zit je nu op te wachten, al die papierwinkel en door zijn motor horen we geen anderen. Hij gaat met ons meeliggen en vaart met ons op. Dat is toch wel gemakkelijk, hij vaart vast niet dwars de geul over als er verkeer is. Ze spreken ons niet aan en vertrekken weer. Intussen zijn we de vaargeul bijna over. Toch wel beste jongens, die kustwacht.

Pas voor de haven zien we de Duitsers terug. Vier uren lang, vlak bij elkaar gezeild, maar nooit gezien. Als de elektronische kaart op een kleinere schaal wordt gezet, doet de radar het plotseling ook weer. Beter laat dan nooit. De laatste drie dagen is het weer omgeslagen. De mist is helemaal weg, steeds wind uit het oosten en volop zon. We gaan eindelijk bruin worden. We gaan vakantie vieren, hier op de rivier La Vilaine.