Telgruc-sur-Mer, Frankrijk, 16-4-2011

Telgruc-sur-Mer, Frankrijk
Vijf dagen staan we nu al op camping Armorique in Telgruc-sur-Mer. Het is een zogenaamde terrassencamping. Dat heeft niets te maken met lekker buiten zitten en dan een drankje bestellen. Nee, het betekent dat de beheerder met zijn huis onder aan de weg woont en de kampeerveldjes achter zijn huis omhoog langs de helling van een uit de kluiten gewassen heuvel liggen.

Met vier grote S-bochten en een hellingspercentage van 9 % zoeken we in de eerste versnelling onze weg naar boven. Daar zijn de kampeerplaatsen gelukkig wel redelijk vlak gemaakt. Met één enkel oprijblok onder het linker wiel, staan we bijna waterpas. Exact helemaal recht hoeft ook niet, op de boot zijn we niet anders gewend en zo lijkt kamperen toch een beetje op varen.

Op de kasteelcamping Des Tilleuls in Port-le-Grand bij Abbeville was het net andersom, de weg was goed te rijden en te lopen, maar de staanplaatsen hadden zoveel helling dat het niet meer op varen maar op omslaan leek. Achteruit reden we langzaam de caravan op het scheve terreintje, tot de achterkant van Flipper de grond raakte. De voorste poten moesten zelf op dubbele blokken om een beetje in de buurt van een vlak bed te komen. Het disselwieltje zweefde ergens in de lucht.

Met grote stenen voor de wielen probeerden we wat vertrouwen in het staan blijven van Flipper op te bouwen. Voor de zekerheid bonden we, zoals we gewend zijn, de caravan nog met een dik touw aan een betonnen paal vast, voor als er eens harde wind zou komen. Een extra hoofdkussen maakte het geheel leefbaar. Een beetje redelijk buiten zitten met een kopje thee op tafel zat er niet in.

Toch was er bij dat kasteel meer te beleven. Er waren rondom de oude gebouwen veel vogels en vlinders te vinden. Hier is niet zo veel drukte. Ik denk dat ze het te ver vinden, om naar deze hoogte te vliegen; boven in een flatgebouw kom je ook niet veel bezoekers van buiten tegen. Al maken de twee Smaragdhagedissen die een paar meter van onze tuinstoelen vandaan zitten, heel veel goed.

Grève du Vougot, Frankrijk, 9-4-2011

La Passage, Frankrijk
Bretagne is een heel mooi gedeelte van Frankrijk. Waarom dat zo is? Ik denk vooral door de afwisselende kust. Direct na Le Mont-St-Michel rijd je door polders zoals wij ze in Nederland kennen, al zit er lang niet zo veel water in de sloten en wordt er hoofdzakelijk groente verbouwd. Hier komt 's winters de temperatuur nauwelijks onder nul, zodat de bloemkool gewoon op het veld kan blijven staan. Vooral de grote velden met artisjokken vallen op.

Verderop heb je een stuk wat vlakkere kust, die overgaat in hogere rotsen met losse stenen of hele, hele grote stenen. Dan rijd je weer naar het uitkijkpunt op een hoge kaap en bij de afdaling ontdek je lage met gras bedekte duinen waar een mooi, nu nog leeg, strand voor ligt. De boven het water uitstekende rotspunten met of zonder staken en kleine eilandjes met vuurtoren of kapelletje zorgen voor afwisseling in het uitzicht. Overal zie je de boten van de zeilscholen met grote groepen kinderen.

Vissersboten liggen aan de witte boeien of hangen bij laagwater tegen de kademuren. Brengt de één voornamelijk de Grote Mantel-schelpen aan wal, zo neemt een ander “alles” mee wat gevangen wordt. Bij Iliz-Koz kwam een boot binnen die zo'n twintig verschillende vissoorten aan boord had. Oestervelden duiken overal op, maar de echte Fransman zoekt met een kleine harkje zijn eigen “Fruit-de-Mer”.

Of vinden we Bretagne toch het mooist om de taal? Vanwege de geschiedenis met de Kelten, is men hier wat meer Engeland-minded. Op de uitlegbordjes bij de toeristische trekpleisters staat een, voor ons toch beter leesbare, korte Engels uitleg. Of voelen we ons hier op ons gemak omdat de plaatsnaamborden, net zo als thuis, tweetalig zijn. Eerst de Franse naam en daar onder de Bretonse. Hebben wij het toch beter voor elkaar, bij ons staat de Friese bovenaan.

Plouézec, Frankrijk, 2-4-2011

St-Brieuc, Frankrijk
Het valt niet mee om in het voorjaar campings te vinden die al open zijn. Natuurlijk kunnen we gebruik maken van de als paddenstoelen uit de grond schietende camperplaatsen, maar het mag eigenlijk niet en het is er ook niet altijd gezellig. Het verschil tussen caravanners en campermensen is net zo groot als tussen zeilers en motorbootvaarders. Men dult elkaar, maar echt omgang heeft men niet met de ander. Ook vinden we dat de campers vaak dicht op elkaar moeten staan op nauwe plaatsen van asfalt en aan de doorgaande weg. Dan is het op de camping toch anders.

Neem nou bijvoorbeeld het kampeerterrein waar we nu staan. Gisteren is ie voor 't eerst dit jaar open gegaan en toen we hier vanmiddag aankwamen was het heel rustig met mooie grasveldjes omzoomd door hagen en struiken. De boom zit nog dicht, de receptie ook van 't zelfde, maar de vlaggen zijn wel uit en aan de lengte te zien, zijn ze de hele winter ook uit geweest. Geen mens te zien, maar op de deur hangt een papiertje met daarop een telefoonnummer.

Na even de Franse zinnetjes te hebben geoefend, bel ik het nummer. Hij gaat over, een mevrouw neemt op, hoort mij aan en legt weer op. Gezakt voor mijn examen Frans! Na wat opbeurende woorden, doe ik een tweede poging: “Do you speak English?” Nu klinkt er wat gerommel en wordt de telefoon doorgegeven aan een man. Ik ga over op mijn Frans; de aanhouder wint. Uit zijn antwoord maak ik op dat ie er direct aankomt.

We lopen een ronde over de camping, hangen nog wat voor de deur rond en gaan tenslotte maar weer in de auto zitten. Ik begin nu zelf ook een beetje aan mijn Franse taalvaardigheden te twijfelen en pak de gids met campings er maar eens bij. De volgende is 50 km verderop. Dan komt er een wit bestelautootje het terrein opracen. Een wat oudere man stapt uit en met wijd gespreide armen komt ie op ons af, terwijl hij roept: “Le première cliente.” Even denk ik dat ie ook nog gaat zoenen, maar onze Friese stugge koppen weerhoud hem daarvan. Onder constant uitroepen van: “ De eerste klanten, de eerste klanten”, opent ie de boom en mogen we een plek uitzoeken waar we maar willen.

Ondertussen hebben we het gevoel dat we de Franse staatsloterij hebben gewonnen. Hij blijft maar lachen, vrolijk roepen, breed zwaaien en haalt de sleutel van het toiletgebouw. Als het op betalen aankomt, is het het normale tarief van dertien Euro: weg hoofdprijs. De kampbeheerder keert huiswaarts en laat ons alleen op een lege camping. Als de zon verdwijnt is het hartstikke donker op de camping: hij heeft de elektriciteitsschakelaar toch wel op AAN gezet? Na twee douche-munten komt er nog geen warm water uit de kraan. Onze loterijprijs zakt naar een “eigen geldje”. De volgende keer toch maar op een camperplaats overnachten? We hebben ook vrienden met motorboten, dan zal het met die camperlui ook wel lukken!