Onweer. Het was te verwachten na zo veel warme, tropische dagen. Bleef het steeds nog bij een dreigende bui, wat gerommel in de verte of een bliksemflits ver boven land, op onze ligplaats in het Falsterbo Kanal was het helemaal raak.
Gelukkig ben ik niet bang voor onweer. Vroeger
wel. Thuis werden we ’s nachts uit bed gehaald of overdag binnen verzameld.
Kregen allemaal onze jas aan en dan pakte mem de tas met daarin de belangrijke
papieren, de verzekeringpolis en onze spaarbankboekjes. Was beppe er ook, dan
kwamen er handdoeken voor de spiegels. Was de bui voorbij, dan zei beppe
steevast: “As de mar him mar nimt!” We wisten nauwelijks wat ze bedoelde, maar
de toon maakte dat we weer trillend op onze stoelen zaten.
Op Falsterbo Kanal “nimt de mar ‘m net”, even
vertalen: het meer neemt ‘m niet, de bui blijft boven land hangen. Falsterbo is
een landpunt met ten noorden het water richting Kopenhagen, ten westen de
oversteek naar Køge op het Deense Sjælland, ten zuiden De Ostsee en aan de
oostkant het kanaal dat dit kleine stukje land afsnijdt van het vasteland. De
bui zit boven ons en kan geen kant op. Het licht kan uit, door het bliksemvuur
is onze kajuit constant blauw verlicht. De donder is zo luid dat we elkaar
nauwelijks verstaan. Het stormt en slagregens en hagelstenen komen door de
kleine ventilatieopeningen van de dakluiken en ventilators naar binnen. Soms
voelen we binnen in de boot de luchtdruk van de bliksemschichten.
We wagen ons niet buiten. Eerst staat de wind
in de richting mee van’t kanaal waar we aan de kade liggen. Al hatseflatsend
zetten we in de keukenkastjes de glazen en kopjes weer rechtop. Later draait de
wind naar dwars en hangen we alleen maar scheef op onze stoelen. Na een uur is
de bui uitgeraasd. Er zijn wat afdekkleden, spatzeiltjes en een enkele buiskap
in de haven gesneuveld. Zelf blijven we schadevrij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten