Het weerbericht heeft harde wind
voorspeld, dus hebben we ons anker met de motor stevig in de grond
getrokken in de baai van Ulön-Dannemark. Dat het meer dan hard waait
blijkt wel als er schuin achter ons een boot met zijn anker aan de
haal gaat. De eigenaars merken niets en Cees blaast een serenade op
onze koperen scheepstoeter, zodat ze tijdens hun avondeten ook even
naar buiten kijken. Het helpt. Net voor ze de rotsen raken kunnen ze
de motor starten. Ook als even later een tweede schip los raakt,
alarmeert Cees zijn getoeter een verderop gelegen buurman met
rubberboot en kan ook deze wegdrijver de stenen ontlopen.
Omdat de weersverwachtingen omhoog worden bijgesteld naar storm met windstoten, besluiten we om 's nachts toch maar ankerwacht te houden. Ik neem de eerste beurt. Het is even na énen als ik wat meen te horen. Als ik uit het raam kijk zit er op onze voorpreekstoel een lichtje dat wij daar niet hebben aangestoken. Terwijl Cees uit bed wordt geschreeuwd, begin ik alvast met afduwen. Een kleine snelle motorboot ligt dwars voor onze punt. Geen mens te bekennen, maar als we heftig op zijn dak slaan verschijnt er een naakte meneer buiten. Krachtig vertelt Cees hem dat ie de motor pas mag starten als we hem van ons ankertouw, dat als rekker dienst doet, hebben weggeduwd en dat ie niet weer voor ons kan ankeren omdat daar te veel plantengroei is en zijn anker dus helemaal geen houvast krijgt.
Wisseling van de wacht om half drie. Om vier uur klinkt er een geluid dat we al eerder hebben gehoord. Deze keer is het een zeilboot van een kleine 13 meter. Weer begint het afduwen en ditmaal slaan we met de pikhaak op het dek om de zeilers wakker te maken. Zes schaars geklede jongemannen lopen paniekerig heen en weer. Cees neemt de leiding. “Jullie twee, afduwen! Jij en jij, touw vastmaken en trekken! Jij, motor starten en wachten tot ik het zeg!” Zo gaat de botsboot langzaam terug in de richting waarvan hij gekomen is en kan zijn motor hem nog meer bij ons vandaan trekken.
Helaas, zijn anker zit al aan de onze vast en hij trekt ons mee. We nemen de nachtbraker langszij. Het waait ongeveer 8 Beaufort en wij zijn al een stukje naar achteren opgeschoven in de richting van iemand die aan een SXK-boei ligt. De mannen moeten hun ankerketting kappen en ons zo spoedig mogelijk verlaten. Ze knopen hun rubberboot aan de ketting om hem zo bij betere weersomstandigheden terug te vinden en de achterbuurman roept dat hij ze wel langszij neemt, dat kunnen die boeien van de Zweedse watersportvereniging wel houden.
Verder is het een schommelende nacht. De volgende morgen na de koffie als het even wat stiller is, gaan we aan het werk. Cees voorop en ik doe het roer, geef motorkracht en stuur bij met de boegschroef. Met heel veel moeite haalt Cees ons anker omhoog met behulp van de ankerlier. Het buitenlandse anker en die van ons zitten als een verliefd stel in elkaar verstrengeld met daaromheen een ketting gedraaid zoals een boeienkoning zou doen. Met touw en pikhaak en een enkel vloekwoord, ontward Cees de knoop. Als het vreemde spul weer naar de bodem zinkt, blijkt dat ons eigen anker ook nog een steen heeft meegenomen. We maken aan een boei vast om de hele zooi aan dek weer op te ruimen.
Vanuit de kuip kijken we toe hoe onze nachtelijke bezoekers hun anker en ketting weer ophalen. Degene die in de rubberboot springt en het begin van de ankerketting weer boven water moet halen, heeft wel geleerd dat als dit ooit weer gebeurt, hij de rubberboot aan het einde van de ketting vastknoopt. Nu moest ie bijna 40 meter zware ketting uit het water omhoog trekken. Na twaalf wuivende handen en het in ontvangst nemen van vele “thanks” blijven we nog een stormachtige nacht aan de boei liggen. Houden weer ankerwacht omdat we niet weten hoe een boei, bedoelt voor schepen tot 8 ton, het zal doen als er bij zulke harde wind een schip van 20 ton aan hangt. Vandaag is de wind afgezwakt naar 6 Beaufort en zijn we naar Hasseløsund gezeild . Nu liggen we langszij een 100 jaar oude viskotter. We worden door de Zweedse eigenaars warm onthaald op koffie, maar we kunnen niet lang blijven. Er moet heel wat verloren slaap worden ingehaald.
Omdat de weersverwachtingen omhoog worden bijgesteld naar storm met windstoten, besluiten we om 's nachts toch maar ankerwacht te houden. Ik neem de eerste beurt. Het is even na énen als ik wat meen te horen. Als ik uit het raam kijk zit er op onze voorpreekstoel een lichtje dat wij daar niet hebben aangestoken. Terwijl Cees uit bed wordt geschreeuwd, begin ik alvast met afduwen. Een kleine snelle motorboot ligt dwars voor onze punt. Geen mens te bekennen, maar als we heftig op zijn dak slaan verschijnt er een naakte meneer buiten. Krachtig vertelt Cees hem dat ie de motor pas mag starten als we hem van ons ankertouw, dat als rekker dienst doet, hebben weggeduwd en dat ie niet weer voor ons kan ankeren omdat daar te veel plantengroei is en zijn anker dus helemaal geen houvast krijgt.
Wisseling van de wacht om half drie. Om vier uur klinkt er een geluid dat we al eerder hebben gehoord. Deze keer is het een zeilboot van een kleine 13 meter. Weer begint het afduwen en ditmaal slaan we met de pikhaak op het dek om de zeilers wakker te maken. Zes schaars geklede jongemannen lopen paniekerig heen en weer. Cees neemt de leiding. “Jullie twee, afduwen! Jij en jij, touw vastmaken en trekken! Jij, motor starten en wachten tot ik het zeg!” Zo gaat de botsboot langzaam terug in de richting waarvan hij gekomen is en kan zijn motor hem nog meer bij ons vandaan trekken.
Helaas, zijn anker zit al aan de onze vast en hij trekt ons mee. We nemen de nachtbraker langszij. Het waait ongeveer 8 Beaufort en wij zijn al een stukje naar achteren opgeschoven in de richting van iemand die aan een SXK-boei ligt. De mannen moeten hun ankerketting kappen en ons zo spoedig mogelijk verlaten. Ze knopen hun rubberboot aan de ketting om hem zo bij betere weersomstandigheden terug te vinden en de achterbuurman roept dat hij ze wel langszij neemt, dat kunnen die boeien van de Zweedse watersportvereniging wel houden.
Verder is het een schommelende nacht. De volgende morgen na de koffie als het even wat stiller is, gaan we aan het werk. Cees voorop en ik doe het roer, geef motorkracht en stuur bij met de boegschroef. Met heel veel moeite haalt Cees ons anker omhoog met behulp van de ankerlier. Het buitenlandse anker en die van ons zitten als een verliefd stel in elkaar verstrengeld met daaromheen een ketting gedraaid zoals een boeienkoning zou doen. Met touw en pikhaak en een enkel vloekwoord, ontward Cees de knoop. Als het vreemde spul weer naar de bodem zinkt, blijkt dat ons eigen anker ook nog een steen heeft meegenomen. We maken aan een boei vast om de hele zooi aan dek weer op te ruimen.
Vanuit de kuip kijken we toe hoe onze nachtelijke bezoekers hun anker en ketting weer ophalen. Degene die in de rubberboot springt en het begin van de ankerketting weer boven water moet halen, heeft wel geleerd dat als dit ooit weer gebeurt, hij de rubberboot aan het einde van de ketting vastknoopt. Nu moest ie bijna 40 meter zware ketting uit het water omhoog trekken. Na twaalf wuivende handen en het in ontvangst nemen van vele “thanks” blijven we nog een stormachtige nacht aan de boei liggen. Houden weer ankerwacht omdat we niet weten hoe een boei, bedoelt voor schepen tot 8 ton, het zal doen als er bij zulke harde wind een schip van 20 ton aan hangt. Vandaag is de wind afgezwakt naar 6 Beaufort en zijn we naar Hasseløsund gezeild . Nu liggen we langszij een 100 jaar oude viskotter. We worden door de Zweedse eigenaars warm onthaald op koffie, maar we kunnen niet lang blijven. Er moet heel wat verloren slaap worden ingehaald.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten