Kolby-Kås, Denemarken, 31-7-2016


Hoe geliefd Anholt is zien we aan de drukte. Er liggen al schepen buiten de haven voor anker. Daar bedanken we voor, vroeger was het Bergumermeer al te groot om te ankeren, dan is het Kattegat dat zeker. Aan weerszijden van het havenhoofd van de voorhaven liggen al twee zeiljachten en de rest ligt voor anker of met hekanker aan de opgeworpen stenen van de havendam. Door de deining zijn de eerste ankers al los en is bemanning met pikhaak bezig om de boot van de stenen af te duwen. Ook dit willen wij niet, de haveningang is open naar het westen en de voorspellingen zijn dat de wind gaat ruimen, dan wordt het hier een hele onrustige nacht.

In de binnenhaven komt de havenmeester ons tegemoet: “Did you call me?” Nee, we komen op de bonnefooi. Hij kijkt verder niet naar ons om. Naast een houten kotter die weer naast twee vissersschepen ligt pakken we een plek en voor de koffie bruin is hebben zich noch zeven andere zeilboten aangesloten. Het is een chaos van varende, botsende en plaats zoekende schepen. We kunnen niet van boord en terwijl Cees zijn rondes doet met de stootwillen, hop ik snel even naar het havenkantoor om te betalen. Nadat de vissers het bier dat ze die middag hebben gedronken, staand achterop hun boot terug hebben gegeven aan de zee, besluiten ze dat het tijd is om te vertrekken. Negen zeilboten maken los en gaan een rondje draaien en nog één en nog één en nog langer wachten, tot het vissersvolk een uur later, net voordat de veerboot binnenkomt, wegstoomd terwijl ze ons toeroepen dat ze morgenvroeg voor zevenen weer op hun plek willen liggen.

Nog half slapend, roept de wekker ons om half zeven tot de orde. In de nacht is er nog een hele rij boten voor ons bijgekomen. Daar is een hevige discussie gaande. Een Deen heeft het met de havenmeester aan de stok. Wat wij er van begrepen hebben is het de man van de 'call'. Hij heeft een plaats besproken en nu moet ie ruimte maken voor de terugkomende vissersboten. De havenmeester wijst hem er fijntjes op dat ie toch deze nacht een plek heeft gehad, maar dat er niet is afgesproken voor hoe lang. De Deen wil niet los maken en daar is zijn buurman, onze voorbuurman, de dupe van. De rest is al los en hij doet al drijvende met zijn last opzij, een poging om zijn vlaggestok te breken op onze voorpreekstoel. De vlag overleeft het doordat de eigenaar bij zijn roer blijft en met de motor probeert van iedereen vrij te blijven. Zijn vrouw rent rondjes over hun schip om af te duwen, hun eigen touwen binnen te halen en de protestmaker los te gooien.

Wij zijn intussen ook los en varen achter het ruzieënde geheel aan. Dan moeten we volop in de remmen. De rennende vrouw heeft één landvast niet goed binnengehaald en haar man heeft hem nu met de schroef terug gevonden. We hebben de afloop niet meegekregen. Tussen al die drijvende zeilboten, twee vertrekkende vissersboten die overdag vissen en de vijf terugkerende nachtvissers hebben we al onze aandacht nodig om ongeschonden de havenhoofden te bereiken. Dat was Anholt, 260 Deense Kronen betaald, niets van het eiland gezien.

Geen opmerkingen: