Helemaal op het zuidwestelijkste puntje van de
Rhônemonding, in natuurgebied De Camargue, zetten we onze caravan bij het
strand. Je mag hier overnachten, maar eerst gaan we met de losse auto de
omgeving verkennen. Als we later op de middag terug komen, staat er een
legertruck met camperopbouw vlak voor ‘Flipper’. De eigenaar wijst op een mat,
met steen, op de grond. “Ja, die mag u gerust hebben, die is niet van ons”. Oei
verkeerde opmerking, de mat was al van hem en in de camperwereld betekent dat,
dat de plek gereserveerd is! Er komt een stuwmeer van Duitse zinnen over ons
heen. Oké dan zoeken we wel een andere plek. Het strand is hier groot genoeg. We
staan zelfs mooier als daarvoor, geen uitzicht meer op andere kampeerders, maar
vrij over zee.
Het is al donker als er nog een Amerikaan komt meekamperen op ’t strand. Een camper, model ‘in the states is alles bigger’, ter grootte van een lijnbus met uitschuifbare huiskamer en steunpoten. De generator moet aan om zoveel stroomverbruik bij te houden. Even later start het bromding al weer, ze koken vermoedelijk elektrisch. Cees stelt nog voor om onze stroomkabel bij hem in te pluggen. Zelf moeten we zuinig zijn met stroom, hier is geen walaansluiting en wij hebben alleen de accu van Kia, waarop ie ook weer moet starten. 20 waxinelichtjes verlichten onze leesboeken. We maken er maar een spelletje van, elke keer dat het gebrom terug komt: "waterkoken voor de koffie, de elektrische deken gaat aan, ze nemen nog een hamburger".
De volgende dag, voor een rondje vogelkijken, die nog helemaal niet zijn aangekomen uit het warmere zuiden, nemen we Flipper weer mee. Hebben we mooi alles bij de hand: de terrasstoelen, gas om koffie en thee te zetten en eten te koken. Voor de nacht keren we terug. Het is redelijk vol op de vrije strandcamping. Hadden we toch maar een mat met een steen …. Nu krijgen we, we houden zoveel mogelijk afstand, de Amerikaan als buurman. Het spelletje gaat door, bij elk nieuw generatorgeluid bedenken we een ander gerecht. Als het al eventjes na tienen is en we net “warme melk voor het naar bed gaan” hebben geroepen, horen we de Duitse mat-etiquette-man hard zijn deur dichtslaan. Hij klopt, hij praat, hij praat nog harder, hij schreeuwt, maar het aggregaat blijft aan. Natuurlijk de melk laten overkoken toen ze bij de deur stonden en nu moet er een nieuwe beker melk warm gemaakt worden.
Als we in de opkomende zon onze neus buiten de deur steken, komt de legertruck-man, die weet hoe het heurt, op ons af. Hij is vannacht wakker geworden van een flitslicht dat uit onze auto komt. Nee toch? Hebben we vannacht op de contactsleutel geslapen en de auto steeds open en dicht geklikt? Is het binnenlicht stuk, zodat ie spontaan aan en uit gaat? Cees legt aan meneer uit dat het de vuurtoren is. Vanuit zijn campertruck ziet hij de vuurtoren niet, er staat een bus met generator voor. Die lichtflitsen weerspiegelen in onze auto die net voor vertrek helemaal gepoetst en in de was gezet is. Als blijkt dat er geen enkele kans bestaat dat we gelijk krijgen van deze 80-jarige legerman, gooien we tussen zijn woordenstorm de vraag, wat zijn plannen zijn. Hij blijft hier nog verscheidene dagen staan, wachten op vrienden. Oké, dan is onze tijd gekomen om verder te reizen.
Het is al donker als er nog een Amerikaan komt meekamperen op ’t strand. Een camper, model ‘in the states is alles bigger’, ter grootte van een lijnbus met uitschuifbare huiskamer en steunpoten. De generator moet aan om zoveel stroomverbruik bij te houden. Even later start het bromding al weer, ze koken vermoedelijk elektrisch. Cees stelt nog voor om onze stroomkabel bij hem in te pluggen. Zelf moeten we zuinig zijn met stroom, hier is geen walaansluiting en wij hebben alleen de accu van Kia, waarop ie ook weer moet starten. 20 waxinelichtjes verlichten onze leesboeken. We maken er maar een spelletje van, elke keer dat het gebrom terug komt: "waterkoken voor de koffie, de elektrische deken gaat aan, ze nemen nog een hamburger".
De volgende dag, voor een rondje vogelkijken, die nog helemaal niet zijn aangekomen uit het warmere zuiden, nemen we Flipper weer mee. Hebben we mooi alles bij de hand: de terrasstoelen, gas om koffie en thee te zetten en eten te koken. Voor de nacht keren we terug. Het is redelijk vol op de vrije strandcamping. Hadden we toch maar een mat met een steen …. Nu krijgen we, we houden zoveel mogelijk afstand, de Amerikaan als buurman. Het spelletje gaat door, bij elk nieuw generatorgeluid bedenken we een ander gerecht. Als het al eventjes na tienen is en we net “warme melk voor het naar bed gaan” hebben geroepen, horen we de Duitse mat-etiquette-man hard zijn deur dichtslaan. Hij klopt, hij praat, hij praat nog harder, hij schreeuwt, maar het aggregaat blijft aan. Natuurlijk de melk laten overkoken toen ze bij de deur stonden en nu moet er een nieuwe beker melk warm gemaakt worden.
Als we in de opkomende zon onze neus buiten de deur steken, komt de legertruck-man, die weet hoe het heurt, op ons af. Hij is vannacht wakker geworden van een flitslicht dat uit onze auto komt. Nee toch? Hebben we vannacht op de contactsleutel geslapen en de auto steeds open en dicht geklikt? Is het binnenlicht stuk, zodat ie spontaan aan en uit gaat? Cees legt aan meneer uit dat het de vuurtoren is. Vanuit zijn campertruck ziet hij de vuurtoren niet, er staat een bus met generator voor. Die lichtflitsen weerspiegelen in onze auto die net voor vertrek helemaal gepoetst en in de was gezet is. Als blijkt dat er geen enkele kans bestaat dat we gelijk krijgen van deze 80-jarige legerman, gooien we tussen zijn woordenstorm de vraag, wat zijn plannen zijn. Hij blijft hier nog verscheidene dagen staan, wachten op vrienden. Oké, dan is onze tijd gekomen om verder te reizen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten