Snel nog even een plaspauze in het toiletgebouw en we kunnen. “Waar zijn we nu?” “Nog voor de jachthaven Lunegat.” Waar zijn we nu-u?” “In Kollum.” “Ik moet poepen!” Het eerstvolgende parkeerterrein is de onze, halen hem uit de veiligheidsriemen, maken de caravan open, trapje er uit, helpen met de spijkerbroek. “Ik hoef niet meer!” Oké, de hele procedure omgekeerd nog een keer, terug in het autostoeltje en we kunnen weer.
“Waar zijn we nu?” “Bûtenpost.” “En nu-u?” “Surhústerfean!” Ik diep van onder een stapeltje cd's ééntje van Sesamstraat op. Tot en met het Tandenborstellied zingen we mee. “Ik wil mijn mem bellen.” Omgekeerd op mijn knieën op de voorstoel zoek ik in zijn weekendtas de speelgoedtelefoon. De lichtjes branden en er komen geluidjes uit; bellen maar. Hij houdt een heel verhaal. “Mem wil weten waar we zijn?” “Drachten.”
“Beppe, vertellen van grutte fûgel!” Of te wel een grote-vogel-verhaal. Beppe heeft niet zo veel inspiratie en neemt haar toevlucht tot het makkelijke: “Grote Vogel gaat op reis en neemt mee om te eten?” Als eerste noemt ie steevast: ijsjes. kindercola is tweede, soms verwisseld met pannenkoeken. Altijd zitten er bij de eerste drie antwoorden, appels. Het bord van Donkerbroek komt voorbij. We werken verscheidene waarom-vragen af. Hij denkt een poosje na, kijkt wat om zich heen en vraagt: “Waar zijn we nu-u?” “Bijna in Appelskea, Beppe ziet de camping met de speeltuin al!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten