Dit jaar hebben we ons twee dingen
voorgenomen. Zoveel mogelijk zeilen en weer eens op Rügen en
Bornholm rond te kijken. Voor de route er naar toe volgen we het
motto: Zoals de wind waait, waait mijn jasje! Dus bekijken we 's
morgens om acht uur de weers- en windvoorspellingen en bepalen dan
welke haven of ankerplek ons reisdoel wordt voor die dag.
De Schlei is “net” bezeild, alleen
het optuigen in de vaargeul is krapjes, de wind staat er dwars op.
Als het grootzeil halverwege is, vaar ik op de motor terug naar de
stuurboordswal en draai voor de tweede keer in de wind op. Het lukt
Cees om net voor de groene tonnen aan bakboordzijde het zeil tot de
top te hijsen. We laten het zeil vol vallen en mooi aan de hoge kant
in het vaarwater komt snel de fok er bij. Voor ons zeilen twee
Duitsers en die moeten ingehaald worden! Prachtige wedstrijd zo met
z'n drieën naast elkaar in het smalle vaarwater.
Er komt een motorboot aan. Eén
zeilboot heeft de strijd al opgegeven en dat geeft ons de ruimte om
een beetje af te vallen. Op de motorboot komt een man naar voren. We
zeggen nog, dat kan maar twee dingen betekenen: “Of hij gaat zeggen
dat het zo'n mooi gezicht is, drie zeilboten bruisend naast elkaar of
hij gaat ons Duitse scheldwoorden leren.” Als ie vlakbij is zien we
pas dat de romp groen is en dat op de zijkant z'n naam staat: “Zoll”.
We krijgen uitleg over de vaarregels in Duitsland: In een betonde
vaargeul immer rechts varen, so wie am autobahn!
Schuldig kijkend en knikkend; “Wir
wollen das noo-ooit wieder machen.” We komen er met een
waarschuwing vanaf. Nu netjes rechts in het vaarwater zetten we
zeilend de achtervolging weer in. Als we omkijken en zien dat de
“Zoll” een zeilboot op de motor met grootzeil omhoog, maar geen
kegel in het wand, te pakken heeft, sturen we weer omhoog. In de
Schlei-monding gaan de “Betsy”en “Antje C” gelijk over de
eindstreep, de ene netjes rechts en de andere links in het vaarwater.
De oostenwind stuurt ons richting
Denemarken en via Marstal, Svendborg en Lohals naar het eilandje Omø.
De boxen zijn te klein, maar met de voorkant naast de smalle
kopsteiger en achter tegen een paal, kunnen we goed liggen en gaan de
fietsen aan wal. De wind draait heftig naar het westen en bij 8-9
Beaufort knapt er een stootwil en blijven we een dag verwaaid liggen.
De wind zwakt wat af, maar met nog steeds snelheden van 9 en 10 mijl
op de teller, varen we met ruime wind naar Kragenæs en hier naar de
stad Vordingborg met z'n ruïne. Morgen zijn de windverwachtingen 13
tot 17 m/sec. Ons jasje zegt: “Morgen uitslapen!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten