Cuxhaven, Duitsland, 6-9-2012

Weiche Dückerswisch, Duitsland

Vanavond komen de jongens om samen met Cees onze Antje C terug te zeilen naar Nederland. We hebben de afgelopen twee dagen dan ook hard gewerkt. Alles opgeruimd, gestofzuigd, de logeerbedden opgemaakt, motor nagekeken, navigatieverlichting gecontroleerd en tassen vol eten en drinken aan boord gesjouwd. Buitenlucht maakt hongerig en dorstig, nietwaar.

We hadden daar tijd genoeg voor, we waren een beetje aan de vroege kant terug bij Holtenau voor het Nord-Ostsee-Kanal. Daardoor hebben we, voor het eerst in al die jaren dat we naar de Oostzee varen, vijf dagen over het kanaal gedaan. Omdat de oude sluis voor groot onderhoud buiten gebruik was, rekenden we op lange wachttijden voor het meeschutten met de vrachtschepen door de grote sluis. Dat viel mee, na een half uurtje lagen er 15 pleziervaarders te wachten en werd er een schutting, alleen voor de vakantievierders, tussendoor gedaan. Voor twaalven lagen we al in de Flemhuder See. Ik naar de wal voor een tochtje door de bossen, Cees op onderzoek uit naar waar het kabaal onder de boot vandaan komt. De kopanode van de schroef zit los.

Toen door naar Rendsburg om een botenkraan te zoeken. Bij de jachthaven in de buurt van Borgstedt is er ééntje, maar daar zag de baas veel problemen. Cees bepleite nog dat alleen de achtereind maar eventjes boven water hoefde. Nee, misschien zou het tussen de andere afspraken door kunnen en ons schip was ook niet te zwaar, maar vanwege de verzekering mochten ze alleen schepen zonder mast takelen. Ja en dat is nou typisch bij een zeilboot, er zit een mast op. Door naar de stad waar we voor 100 Euro achterstevoren op een soort van botenkar bij de helling werden opgetrokken tot de schroef net boven water is. Cees rolt z'n broekspijpen omhoog en zet al plonsend de reserve anode er in een kwartiertje weer op.

De volgende stopplaats is aan de steigers voor de sluis aan het Gieslau-Kanal. Je mag daar twee nachten liggen, maar na één zijn wij er flauw van. Nu de diepgang van de vrachtschepen steeds groter worden, veroorzaken ze in het ondiepere zijkanaal een tsunami-golfje. Op de heenweg schiet je vooruit, dan krijgt de golf keer op de sluis en dan op de terugweg trekt ie je net zo krachtig weer terug. Zes meertouwen hebben we nodig om de krachten wat af te remmen. Het is trouwens een prachtige plek om te liggen. Op de steigerleuning kruipt een geel-wit-zwarte rups, rent een bruine kever met een lange snuit en in de wegberm zie ik een kleine slang.

Bij de camping van Wieche Dückerswisch overnachten we tussen de palen. Er staan drie rijen palen en de bedoeling is dat je voor en achter een paal neemt en dan gebroederlijk met z'n zessen naast elkaar gaat liggen. De afstand tussen de palen is voor ons te klein en daarom gaan we er dwars tussen liggen, we zijn toch helemaal alleen. Later op de avond komen er twee zeilers bij, maar die kunnen de andere rij palen wel nemen. We liggen prachtig. De zon blijft maar schijnen en vanuit de kuip hebben we direct zicht op de kanjers in het kanaal. Van boeggolven of getrek in de touwen merk je bijna niks. We eindigen met een overnachting in de haven van Brunsbüttel. Ligplaats genoeg, er hoeft zelf niemand meer bij ons langszij te liggen. Je kunt zien dat de vakanties langzamerhand voorbij zijn.

Geen opmerkingen: