Dokkumer Nije Silen, 30-11-2012

Senneroog

Cees is twee weken voor Sinterklaas jarig en ook een stuk minder oud. Gelukkig blijft hij ruimschoots aan de jonge kant van de 65, voor het opschuiven van de AOW-leeftijd is dat wat minder mooi, maar de formulieren voor het aanvragen van prepensioen zijn op de post gedaan. Samen met de kinderen hebben we verjaardagstaart gegeten en traditioneel de lootjes voor 5 december getrokken. Het pakjesfeest vieren we om de beurt bij één van ons thuis en dit jaar is Luitzen de hulppiet.

Dat geeft ons alle tijd om er eerst nog een paar dagen op uit te trekken. Na een laatste wasje en nog wat boodschapjes, gaan we op de middag richting Lauwersmar. Het is een beetje mistig, maar voor morgen wordt een zonnetje voorspeld. Vanuit het Dokkumerdjip komen we op een ondoordringbaar meer. Potdichte mist! We varen een stukje terug en zoeken het eilandje Senneroog op. Het is helemaal voor ons alleen.

De volgende morgen is de mist nog dichter. Geen zon, vogel of ook maar een Zeearend te zien. 's Middags trekt de mist een beetje op. Langzaam wordt het iets helderder en willen we verder varen. Snel nog even op Windfinder kijken: Oostelijke winden rond 6 Beaufort. Ja, dan liggen we het beste beschut in het Dokkumerdjip. Dus varen we nog meer terug. De boegschroef vertikt het en met wat extra gas voor- en achteruit draaien we in het nauwe eilandgeultje en zoeken de steiger bij de kleine passantenhaven op. De mist is weer terug en het wordt vroeg donker.

Om zes uur komt de televisie al aan. Op TV Fryslân is Piet niet zo optimistisch. Hij voorspelt Zuidwester Storm, windkracht 8 en 9 en in het Waddengebied windstoten van 10. Potverdorie dan liggen we hier ook niet erg fraai. Eigenlijk is het in de jachthaven, met de kop op het westen, het lekkerst. Cees kijkt het weer buiten eens aan. Het is pikkedonker, de tegenover liggende oever is met wat moeite te onderscheiden. Snel de touwen los. Het heklicht doet het niet, geeft niet, er is geen mens meer op het water.

Zo liggen we na één nacht weer in onze eigen haven, aan onze eigen steiger met het slingertouw van boven uit de mast weer vast op de wal. Verdwijnt Cees met een bakje zekeringen onder in de ankerbak naar de boegschroef en klimt daarna in de achterstag op zoek naar een los contact in de stroomdraad van het heklicht. Zelf pak ik, met de lootjes op zak, de auto en neem uit de supermarkt pipernuten en poeiermolke met slachrjemme mee.

Dokkumer Nije Silen, 16-11-2012

Lütow, Duitsland

Van de bossen in Oost Duitsland en Polen heb ik zo'n 300 foto's, met daarop paddenstoelen, over gehouden. Die moeten, nu we terug zijn in de haven, worden uitgezocht. Veel kunnen weggegooid worden omdat ze niet scherp genoeg zijn. Als de mooisten zijn overgebleven, worden de namen er bij gezocht. Dat gebeurt hoofdzakelijk op internet met het vergelijken van paddenstoelenfoto's van anderen en de beschrijvingen op Waarneming.nl en de Nederlandse Mycologische Vereniging. En daar zit hem nu net even de kneep.

De KPN hotspots in de haven doet het niet meer en daardoor zitten we nu zonder internet aan boord. Gevolg geen toegang tot onze website, en dus ook geen foto's op de site, laat staan dat er paddenstoelennamen opgezocht kunnen worden. Maar ook geen mogelijkheid om je bankzaken te regelen. Waar is de tijd gebleven dat wanneer iemand geld van je moest hebben, die gewoon aanbelde en de rekening aan de deur werd vereffend? Ja, alles was toen gemakkelijker, lang geleden tijdens mijn lagere schooltijd.
Voor de biologieles nam de meester ons meer naar het bos in Noardburgum. Liet ons in de herfst paddenstoelen zoeken. Noemde direct de naam en vertelde over sporen, specifieke kenmerken en of ze giftig waren. Tussendoor benoemde ie de mossoorten die we aansleepten en wees ons de verschillen tussen de Grote Bonte Specht en de Middelste Bonte Specht. Deze bostochten eindigden steevast in een wedstrijd: maak van alle verzamelde herfstspulletjes je eigen herfstbeleving (de meester zal het toen wel anders genoemd hebben, maar dat ben ik vergeten).

Thuis op de boerderij werd in een afgedankt aardappelbakje het mos uitgespreid. De Vliegenzwammen werden in een cirkeltje gepland; daar een hoopje eikels en hier wat kastanjes. Twee kleine poppetjes, een wat grotere lelijk poppetje en in het midden het knibbel-knabbel huisje. Met zure hartjes werd het dak beplakt maar voor de wanden moest iets groters gezocht worden. Gelukkig had mijn moeder net taai taai gekocht. Eerst probeerde ik het met gluton (dat witte spul uit een potje), maar de taaikoeken wilden niet blijven plakken. Voor nieuwe uit het zakje gebruikte ik behangplaksel? Ook niet. Houtlijm? De taai taai viel er na een poosje weer af. Ten slotte lukte het om er vier op de wanden vast te duwen en te lijmen met bisonkit.

Tijdens het opruimen kwam het besef dat je eerst even had moeten vragen of je al die koeken wel had mogen gebruiken. Netjes schraap ik de lijmresten van alle mislukte pogingen en leg ze mooi met de bovenkant naar boven in het zakje terug, goudkleurige sluiting er weer om en snel terug in de trommel. Met de eerste prijs op zak stormde ik de volgende dag de voorkamer binnen. Ho, ho, de huisbaas was er om de huur te innen. Dat werd handje geven, ja meneer, nee meneer en stil zijn. Moeder vult de theekopjes en geeft er taai taai bij. Ik knabbel op de mijne, goh wat is dat ding hard. Nee hij is niet hard, het is gewoon beton! Ik besef dat het tijd wordt om mij uit de voeten te maken en ergens ver uit de buurt te gaan spelen. Buiten kreeg de hond mijn koek, maar ook hij bedankte er voor.

De bakker heeft de schuld gekregen, maar toen op een latere keer ik de huisbaas zijn tanden eens goed had bekeken, heb ik eerlijk aan mijn ouders opgebiecht wat lijm kan doen met taai taai koeken. Ze konden er om lachen en hebben die week wat extra bij de bakker besteed. Nee, dan is het vandaag de dag toch een stuk gemakkelijker: geen vervelende theevisite en een computer die je zo vaak als je maar wilt het zelfde kunt vragen. Volgende week gaan we extra geld steken in een Smartphone. Daarmee kunnen we ons eigen wifi-punt voor de laptop maken, internetten op de telefoon en ook nog bellen. Zijn wij weer helemaal bij de tijd.

Dokkumer Nije Silen, 2-11-2012

Berlin, Duitsland

We zijn weer terug. De afgelopen week hebben we twee tussenstops in Duitsland gemaakt. Eéntje in Bremen bij SVB Bootzubehör. Lekker winkelen voor alle winter-bootklussen. Daarvoor hebben we een dag Duitse hoofdstad gedaan. Omdat het met zijn voorsteden een heel grote stad is, hadden we een keus gemaakt wat ik, Cees was er jaren terug al eens geweest, perse wilde zien: De Brandenburger Tor en een stukje Muur.

Zo belanden we in het centrum van Potsdam. Staan voor de Brandenburger Tor, maar volgens Cees was degene die hij gezien had veel breder. Een verkoopster van stadsrondritten helpt ons. Er zijn twee van deze Tor-en, deze in Potsdam is de oudste, maar die in Berlijn is de bekendste. Met de auto storten we ons in het hoofdstedelijke verkeer. Gelukkig is het koffietijd op zondagmorgen en vinden we gemakkelijk een parkeerplaatsje op zo'n 200 meter van de goeie Tor. Lopend trekken we langs Rijkstag, Oorlogsslachtoffers-herdenking-monumenten, Brandenburger Tor en stukjes oude Muur. Dan komt er een bekend geluid voorbij. Een autorally trekt door Berlijn; het is een Trabant-safari. Nu hebben we al die tijd in oost Duitsland uitgekeken naar een vaalgrijze Trabant met een rood dakje. Zo zag namelijk mijn eerste auto er uit, gekregen van mijn ouders toen ik ging trouwen en als eerste in de familie ook niet in het eigen dorp bleef wonen. Kon ik makkelijk even langs wippen als ik naar mijn werk bij de jachtwerf in Burgum ging.

Mijn Trabant had wat moeite om 's morgens op gang te komen. Voor Cees naar zijn werk ging, moest eerst mijn auto gestart worden. Deed ie het niet, dan werd ie aangeduwd. Ging mijn kersverse echtgenoot heel vroeg naar een boer voor het oplossen van een melkmachinestoring dan werd ik nagewuifd door duwende, hijgende buurmannen. Mijn Trabant reed op mengsmering. Tijdens de eerste oliecrisis van '73 kwam na de autoloze zondag de brandstof op de bon. Via de scheepswerf werden mij ook benzinebonnen verstrekt. Maar mijn Trabant was zo'n “gezonde” drinker, dat het verbruik niet parallel liep met het door de regering toegewezen bonnenquotum. Gelukkig, of misschien ook niet, duurde het bonnentijdperk niet zo lang dat ik zonder kwam te zitten en thuis kon blijven.

Toen we gezinsuitbreiding kregen werd mijn Trabant, nu hij niet meer elke dag werd gebruikt, steeds nukkiger. Zo bleef ie steeds vaker plotseling onderweg stokstijf stil staan. Dan zat er maar één ding op: kinderwagen op het onderstel, hond aan de lijn en lopend naar mijn reisdoel (vroeger hadden we nog geen mobiele telefoon). Ook nu nog kan ik de diverse plaatsen aanwijzen waar ik foeterend, en harde woorden gebruikend, mijn Trabant in de berm heb geduwd. Op een tocht met mijn moeder naar Leeuwarden, om eens lekker uitgebreid te winkelen, liet ie ons halverwege bij de Grote Wielen staan. Alle trucjes, die ik in de loop der jaren had bijgeleerd, om hem weer aan de praat te krijgen mislukten en toen was de accu leeg. Er stopte een politieauto: “Wat is er aan de hand?” “Het kreng doet het niet!” We worden door twee blauwe petten verder de berm ingeduwd, stappen uit en ik doe alsof 'k de deuren op slot doe (de deursloten waren al lang kapot, maar niemand wilde mijn auto hebben, laat staan stelen). Met het politiebusje werden we 7 km verderop in het centrum van de stad uitgezet. Ja, vroeger was de politie nog je beste vriend.

Het kilometers bepakt en bezakt teruglopen van bushalte naar huis was de laatste druppel. Mijn vader kreeg de contactsleutel met de woorden; “Ik wil hem nooit meer zien!” Het onderstel heeft nog jaren dienst gedaan als beestenkar. Daar in Berlijn horen we op de “Unter den Linden” weer dat onmiskenbaar bekende geluid van de Trabant, die vierwielige brommer met dak, ramen en deuren. Maar dan moet de motor het natuurlijk wel doen.

Ketzin, Duitsland, 27-10-2012

Szczecin, Polen

Drie dagen hebben we in Polen rond gereden. Vooral de weg vanaf de grens, met Kia en Flipper, midden door de stad Szczecin was spannend. Het was net spitsuur en vermoedelijk wilde iedereen snel naar huis. Inhalen waar het net niet kon en afsnijden om weer terug in onze baan te komen. Is er een file, dan gewoon in een rij extra opstellen, ook al is het op het trottoir. Eéntje presteerde het om een kortere weg te nemen en tegen de rijrichting in, over de verdrijvingsvlakken, een stuk af te snijden. Als het zo overal in Polen gaat, worden het zware dagen.

Gelukkig moeten we al gauw onze vooroordelen over de bevolking bijstellen. Bij het parkeren op de grensmarkt komt iemand op ons toelopen. We verstaan geen woord Pools, maar deze man gebruikt ook gebarentaal. Met twee vingers wijst ie op z'n ogen en daarna op onze auto. De woorden “ein Euro” verstaan we wel. We geven hem z'n Euro en maken al weglopend grapjes in de trend van: bedoelde hij nu dat ie op onze auto gaat passen of dat ie zodra we uit het zicht zijn, even binnenin gaat kijken. Of is ie al onderweg om zijn alcohol-adem weer ietsje sterker te laten ruiken?

Foto's maken van sigarettenkraampjes en verkopers wordt slecht gewaardeerd en dus kennen we nu een paar Poolse vloekwoorden. De kaasboer laat ons zoveel kaas proeven dat we niet eens meer weten welke we de lekkerste vonden. Bij terugkomst zit onze autobewaker nog trouw op z'n bankje. De omhoog gestoken duimen gaan heen en weer. Als later op het platteland de bestuurders heel wat rustiger rijden en ons soms onnodig voorrang verlenen, wordt het tijd om alle vooroordelen over boord te zetten.

De Polen zijn erg vriendelijke mensen. Ze hebben goedkopere dieselolie dan de Duitsers en Nederlanders. Als we weer eens vergeten zijn om de verplichte autolichten aan te doen, worden we direct ingeseind. De bedelaar bij de supermarkt is niet opdringerig, hij verdient onze overblijvende Zloty's. Het vriest nu elke nacht rond de vijf graden. Omdat er ook nog sneeuw voorspeld wordt, zijn we vandaag naar Ketzin, een plaatsje in Duitsland, aan de Havel vlakbij Potsdam en Berlin, gegaan. Alvast een beetje in de richting van Fryslân.

Lütow, Duitsland, 20-10-2012

Peenemünde, Duitsland

We zijn net terug op de camping na een dagje geschiedenis. Gisteren zijn we verhuisd naar het eiland Usedom en daarop ligt op de noordelijkste punt het plaatsje Peenemünde. Daar was in de Tweede Wereldoorlog de locatie waar de V2 raketten werden ontwikkeld. De elektrische centrale staat er nog en daarin is nu het museum te vinden. Omdat het na de oorlog een legerbasis is gebleven, staan er ook nog een MIG-straaljager, wat onschadelijk gemaakte bommen en ligt er in de haven een U-boot. Het natuurgebied er om heen is zwaar vervuild met munitie en andere gevaarlijke stoffen. Het monument voor gedode dwangarbeiders is indrukwekkend.

Eén jaar na de éénwording van Duitsland zijn we met onze zeilboot langs deze kust gezeild en dan ga je toch vergelijken. De huizen zitten veel beter in de verf en de koude betonnen woonblokken hebben fleurige kleurtjes gekregen. Toen wilde iedereen zijn verhaal vertellen, nu blijft het bij een “Gutentag”. In de havens nauwelijks een wc te vinden, laat staan een douche, en nu zelfreinigende toiletten op parkeerplaatsen langs de weg. Genoten we jaren terug van vrij toegankelijke, ongerepte natuur, nu is die achter slagbomen, bordjes met “Privat”, parkeerautomaten en entreekassa's verborgen.

De grootste verandering valt ons op in Lauterbach op Rügen. Nu een rustige haven, maar destijds een toeristische trekpleister. Smalspoor “Razende Roeland” en reisbussen vol mensen kwamen naar het havenplaatsje. Met de rondvaartboot gingen ze naar het vlakbij gelegen eilandje Vilm. Honecker had daar een privé vakantieverblijf en iedereen wilde de rijkdom in dat huis met eigen ogen zien. Nu wordt Vilm en zijn verleden niet eens meer genoemd op de geschiedenisborden bij de jachthaven.

Op de zuidelijkste punt van Usedom begint Polen. Vermoedelijk zal de verandering daar het aller grootst zijn. Zo'n twintig jaar terug werden we varend over de grens, midden op een binnenzee, door een patrouilleboot op het water geënterd en opgebracht naar een haven. Daar moesten we wachten tot het de ambtenaren behaagde om papieren in te vullen. Verder moesten we precies opgeven waar we van dag tot dag in de republiek wilden afmeren en aan wal gaan. Nu binnen de Europese Unie moet de grens en zijn tijdrovende bewakers verdwenen zijn. We zijn benieuwd.

Altefähr, Duitsland, 13-10-2012

Neuendorf Heide, Duitsland

In ons boekje met campings wordt die van Pruchten aangeprezen als de camping om vanaf september het interessante natuurgebeuren van het neerstrijken van duizenden kraanvogels te volgen. Nou, dan moeten we daar naar toe. Onderweg zien we nergens ook maar één kraanvogeltje en we beginnen dan ook een beetje te twijfelen aan de reclamecampagne van Natuurcamp Pruchten. Onder de vijf-uur-koffie komen er drie kabaal makende vogels over onze caravan vliegen. Zijn er niet veel, maar ik grijp een camera en loop snel naar het open gebied achter de camping.

Daar staan al zo'n twintig mensen naar de hemel te kijken. Dat geeft hoop. Er komt een groepje van 30 over. De fototoestellen klikken. Ik neem me voor om te tellen hoeveel er nu echt overkomen, maar na de eerste honderden ben ik de tel al kwijt en er volgen nog honderden-den-den. Ze vliegen, door de harde wind, een beetje moeizaam precies over ons heen. Volop tijd om ze goed te bekijken. De zon zakt langzaam achter de horizon en nog blijven ze komen. Het is een prachtig schouwspel.

De volgende morgen, als we met alleen Kia op pad zijn, zien we pas hoe groot en belangrijk deze Kranich-industrie voor de regio is. Stadswapens met de Kraanvogel, deur- en muurschilderingen, Kraanvogelrangers in caravans waar je informatie kunt krijgen over de eetplekken van dat moment, voederlocatie om de boeren te vriend te houden, bedrijfsnamen, folders, rondvaartboten met een Kranich-menu, Kraanvogelgidsen en rondleidingen. Twee museum-achtige informatiecentra geven een overzicht van de gehele trekroute van Scandinavië naar Spanje. Hier in de regio Rügen -Zingst wordt op hun doorreis bijgegeten. In deze dikke zes weken komen er tussen de 60- en 70.000 Kraanvogels voorbij. Op het moment dat wij er waren, werden er zo'n 20.000 geteld.

We huren fietsen op Zingst en samen met nog vele ander “Fahrrad-mieters” zetten we koers naar het 10 km verder gelegen, meest oostelijke puntje van de landtong. Dat is de plaats waar je het dichtst bij de overnachtingsgebieden van de Kraanvogel kunt komen. Om half vier wordt deze weg afgesloten en worden er maar 80 mensen, voor vijf Euro het stuk, toegelaten. Omdat de kaartjes uitverkocht waren, gaan wij overdag, misschien zijn er een paar vogels achtergebleven die zwak ziek of misselijk zijn van het vele eten.

Het is een mooie fietstocht. Onderweg bekijken we de werkzaamheden aan de dijkverhoging. Komt er een Rode Wouw voorbij en als we aan het einde van de weg onze fietsen op slot zetten, loopt er op de zeedijk een Wild Zwijn. We kunnen Hiddensee bij Rügen zien liggen, maar absoluut geen enkele Kraanvogel. Geen Kraanvogel-foto's, tijd om op te stappen. Kunnen we ons fietsslot niet weer los krijgen. Het is zo'n eenvoudig ding van staaldraad met plastic er om, de sleutel kan er wel in, maar los gaat ie niet. Wie heeft hier tien kilometer van de bewoonde wereld, bij een Kraanvogelkijkhut een ijzerzaag bij zich?

Er zijn steeds meer mensen die opstappen. Als er twee huurders op “onze” fietsen afstappen en moeiteloos het slot open maken, sluipen wij snel naar precies dezelfde fietsen die er voor tegen het hek staan. We hebben het wel gehad met die Kraanvogels. Het wordt tijd om verder te trekken en daarom is Flipper verplaatst naar Altefähr op Rügen. Trouwens, onderweg nog honderden etende Kraanvogels gezien.

Markgrafenheide, Duitsland, 6-10-2012

Lübeck, Duitsland

We zijn al weer een week onderweg. Kia en Flipper kunnen goed met elkaar opschieten en de dagen krijgen alweer hun vaste routine. Opstaan als we uitgeslapen zijn; thee of koffie naar gelang het tijdstip. Op pad met alleen de auto om zoveel mogelijk de kleine weggetjes langs de kust te volgen of de caravan over de wat grotere wegen naar de volgende camping brengen.

Zodra we los gaan, stoppen we bij de eerste de beste bakker voor vier broodjes. Afgelopen woensdag hadden we meer spullen nodig. Het vlees was op, met drie aardappelen stil je geen honger en het beleg, kaas en jam, was sobertjes. De eerste supermarkt was dicht. Vreemd, maar kan gebeuren. Na nog drie gesloten winkels, krijgen we door dat het een feestdag moet zijn. Maar welke. De Duitsers zullen toch geen vrije dag hebben voor de oktober-bierfeesten?

Op de radio zoeken we een nieuwszender op, misschien maken ze er melding van. Het is 3 oktober, de dag van de Nationale Eenheid. Dat is ook toevallig. Net deze dag willen we ons kampeerboeltje verplaatsen van west naar oost. Over de Trave bij Ratzeburg zoeken we naar de oude grens. Na 22 jaar is er niet veel van overgebleven. We vinden één wachttoren. De straten zijn wat smaller en in de dorps- en stadskernen is de authentieke bestrating blijven liggen. Hele grote boerderijloodsen liggen er verwaarloosd bij. Vergeleken met twintig jaar terug, toen we langs deze kust voeren met onze boot, is er heel veel opgeknapt en geverfd. De bossen zijn nog net zo ongerept als toen, alleen moet er nu wel op elke parkeerplaats, al is het nog zo ver van de bewoonde wereld af, parkeergeld worden betaald.

We hebben het hier uitstekend naar onze zin. Wel willen we nog even een berichtje plaatsen voor diegene die vandaag onze emmer, die gebruikt wordt om het aanrechtwater op te vangen, heeft meegenomen. Je mag hem houden, vandaag hebben we groot ingeslagen, dus als je nog meer emmers nodig hebt, we hebben nu genoeg op reserve.

Klein Rönnau, Duitsland, 29-9-2012

Klein Rönnau, Duitsland

Antje C is schoon en winterklaar gemaakt. De feestjes, Gerke's vijfde verjaardag en het 40-jarig huwelijksfeest van vrienden, zijn weer voorbij. Twee dagen hebben we Luitzen geholpen met verhuizen. Na deze drie drukke weken, dus de hoogste tijd om nog even op pad te gaan.

Vandaag hebben we Flipper, volgeladen met warme kleding en leesboeken voor de lange herfstavonden, achter onze Kia gehaakt en zijn richting Duitsland vertrokken. In Klein Rönnau, iets west van Lübeck staan we nu op de camping Seeblick. Morgen pakken we de kustroute bij Laboe, waar we in 2010 gestopt zijn, weer op.

Dokkumer Nije Silen, 10-9-2012

Dokkumer Nije Silen

Na 116 dagen terug op de basis. Totale afstand: 1648 zeemijl, waarvan ongeveer 1400 zeilend zijn afgelegd. Dat kon ook wel, want er was deze zomer vaker te veel wind dan te weinig. Door die windsterktes van vijf Beaufort en meer, hebben we maar 20 nachten kunnen ankeren. Voor de overige 96 nachten hebben we beschutting gezocht in 61 verschillende havens, wat ons 1.665 Euro heeft gekost. Dat was een koopje, want 17 nachten konden we geen havengeld betalen omdat de automaat kapot was, het havenkantoor gesloten was of zelfs de havenmeester het te slecht weer vond om langs te komen. De 7 nachten in vissershavens waren gratis.

De dekwashpomp heeft het onderweg begeven en van de mast is één voetsteuntje afgebroken. De schade die de Duitse botsboot in Gislövs Läge maakte, is zo goed mogelijk bijgeholpen en het monteren van een nieuwe kopanode heeft de geluidsoverlast bij de schroef verholpen. De fietsen wachten nog op hun restauratie aankomende winter. Het oliealarm hebben we na het Nord-Ostsee-Kanal op de heenweg, niet weer gehoord en onze Nederlandse driekleur met Friese toegift moest, door het stormachtige gewapper, onderweg twee keer ingekort worden.

In alle havens die we bezochten konden we zonder moeite een ligplaats vinden. Omdat we maar 133 uur de motor hebben gebruikt, hebben we niet veel hoeven tanken. De zon heeft ons lang genoeg verwend om ons met een bruin kleurtje en boordevol energie aan de caravanherfst te laten beginnen. Dus al met al een zeer geslaagde zomer.

Koersbericht, 9-9-2012


8-9 Cuxhaven – Norderney, 7.15 – 19.30 uur: 77 mijl
                           op de motor, golfhoogte 2 mtr

9-9 Norderney – Dokkumer Nije Silen, 7.00 – 18.40 uur: 74 mijl
                           gezeild tot Hubertsgat en daarna op de motor

Cuxhaven, Duitsland, 6-9-2012

Weiche Dückerswisch, Duitsland

Vanavond komen de jongens om samen met Cees onze Antje C terug te zeilen naar Nederland. We hebben de afgelopen twee dagen dan ook hard gewerkt. Alles opgeruimd, gestofzuigd, de logeerbedden opgemaakt, motor nagekeken, navigatieverlichting gecontroleerd en tassen vol eten en drinken aan boord gesjouwd. Buitenlucht maakt hongerig en dorstig, nietwaar.

We hadden daar tijd genoeg voor, we waren een beetje aan de vroege kant terug bij Holtenau voor het Nord-Ostsee-Kanal. Daardoor hebben we, voor het eerst in al die jaren dat we naar de Oostzee varen, vijf dagen over het kanaal gedaan. Omdat de oude sluis voor groot onderhoud buiten gebruik was, rekenden we op lange wachttijden voor het meeschutten met de vrachtschepen door de grote sluis. Dat viel mee, na een half uurtje lagen er 15 pleziervaarders te wachten en werd er een schutting, alleen voor de vakantievierders, tussendoor gedaan. Voor twaalven lagen we al in de Flemhuder See. Ik naar de wal voor een tochtje door de bossen, Cees op onderzoek uit naar waar het kabaal onder de boot vandaan komt. De kopanode van de schroef zit los.

Toen door naar Rendsburg om een botenkraan te zoeken. Bij de jachthaven in de buurt van Borgstedt is er ééntje, maar daar zag de baas veel problemen. Cees bepleite nog dat alleen de achtereind maar eventjes boven water hoefde. Nee, misschien zou het tussen de andere afspraken door kunnen en ons schip was ook niet te zwaar, maar vanwege de verzekering mochten ze alleen schepen zonder mast takelen. Ja en dat is nou typisch bij een zeilboot, er zit een mast op. Door naar de stad waar we voor 100 Euro achterstevoren op een soort van botenkar bij de helling werden opgetrokken tot de schroef net boven water is. Cees rolt z'n broekspijpen omhoog en zet al plonsend de reserve anode er in een kwartiertje weer op.

De volgende stopplaats is aan de steigers voor de sluis aan het Gieslau-Kanal. Je mag daar twee nachten liggen, maar na één zijn wij er flauw van. Nu de diepgang van de vrachtschepen steeds groter worden, veroorzaken ze in het ondiepere zijkanaal een tsunami-golfje. Op de heenweg schiet je vooruit, dan krijgt de golf keer op de sluis en dan op de terugweg trekt ie je net zo krachtig weer terug. Zes meertouwen hebben we nodig om de krachten wat af te remmen. Het is trouwens een prachtige plek om te liggen. Op de steigerleuning kruipt een geel-wit-zwarte rups, rent een bruine kever met een lange snuit en in de wegberm zie ik een kleine slang.

Bij de camping van Wieche Dückerswisch overnachten we tussen de palen. Er staan drie rijen palen en de bedoeling is dat je voor en achter een paal neemt en dan gebroederlijk met z'n zessen naast elkaar gaat liggen. De afstand tussen de palen is voor ons te klein en daarom gaan we er dwars tussen liggen, we zijn toch helemaal alleen. Later op de avond komen er twee zeilers bij, maar die kunnen de andere rij palen wel nemen. We liggen prachtig. De zon blijft maar schijnen en vanuit de kuip hebben we direct zicht op de kanjers in het kanaal. Van boeggolven of getrek in de touwen merk je bijna niks. We eindigen met een overnachting in de haven van Brunsbüttel. Ligplaats genoeg, er hoeft zelf niemand meer bij ons langszij te liggen. Je kunt zien dat de vakanties langzamerhand voorbij zijn.

Flemhuder See, Duitsland, 30-8-2012

Schlei, Duitsland

Deze laatste week van augustus is het op de valreep nog mooi, lekker warm gaan zomeren. De wind is wat aan de zwakke kant en daardoor was het of op de motor of de boot onder zeil laten drijven en een lange lijn met paravaan en aantrekkelijk hapje, met gemene haak, achter ons aan te slepen. Vissen hebben we niet gevangen, maar we laten in de Oostzee wel een vis achter met in zijn maag een plastic kunstvisje.

Als je zo'n weerscadeautje krijgt, dan geeft het niet dat je in Kappeln op zondagmorgen om 7 uur wordt gewekt omdat ze precies voor de punt van de boot met veel kabaal de kraampjes voor de grote maandelijkse markt opzetten. En als er dan rond de middag één lange heftige stortbui over komt, dan eet je met evenveel plezier de uit het centrum meegebrachte pizza, voor dat ie doornat en koud wordt, op onder de luifel van een luxe kledingzaak.

Je blijft lachen als je de volgende dag in het lekkere zonnetje, op de fiets, al een aardig eindje onderweg naar Arnis bent en een klapband krijgt. Wel een reserve binnen- maar geen buitenband hebt en met een half opgepompte achterband, stompend op de velg, terug hobbelt. Nog een dag later in Maasholm besluit dan maar fietsen te huren voor de natuurroute langs de Schleimonding. Onderweg van fiets ruilt omdat mijn damesfiets een onmogelijk stuur heeft. Cees dan op de trappers gaat staan en zo hard trapt dat de ketting er af vliegt en het achtertandwiel van de naaf breekt.

Maar het mooiste is wel dat het lekker weer is om te zwemmen. Cees is dan ook hier in de Flemhuder See, een ankerplek zuid van het Nord-Ostsee-Kanal, in het water gegaan. Onze schroef maakt erg veel kabaal en misschien is ons aasvisje dichterbij dan we dachten. Nee, de kopanode van de klapschroef zit los. Onder water is dat niet weer vast te zetten en zo door varen naar Dokkumer Nije Silen is onverantwoord lawaaierig. Er zit niets anders op dan morgen in Rendsburg een botenkraan te zoeken. Maar het blijft mooi weer!

Gelting Mole, Duitsland, 23-8-2012

Flensburger Förde, Duitsland

In het noordelijke deel van de Flensburger Förde maakt het vaarwater een soort van haarspeldbocht. In de kortste bocht staat een grote rode paal die de “schoonmoeder”wordt genoemd. Alle boten moeten hier omheen varen, vooral zeilend is dat een onmogelijke koers, er achter is het maar een kleine meter diep. Vanaf de brug van Egernsund, varen we alleen op de fok. We doen maar een klein tochtje naar het 9 mijl verderop gelegen Langballigau. Uit de “diezige” richting van Flensburg, doemt een viermaster op. Het is de Kruzenstern.

Wij zijn het eerst bij de "schwiegermutter", maar met z'n krachtige motor is de Rus in de bocht al naast ons. Deze koers is voor ons te hoog aan de wind, maar we kunnen geen kant op en de fok begint te klapperen. Al knijpende slaan de fokkeschoten heen en weer. Zodra z'n kont ons voorbij is, vallen we af. De schoot trekt weer strak en slaat om de sturen van onze fietsen. Die stonden even aan dek, het was immers maar een tochtje van niks. Als de fok weer vol valt, stoeit de schoot nog even met onze stalen rossen en schiet los. Alles blijft aan dek, maar er liggen verschillende losse onderdelen in het gangboord.

In de haven gaan we de wal op met twee fietsen en een plastic bakje met dingetjes. Het is even puzzelen, maar we houden niets over. Alleen Cees z'n versnellingen missen een onderdeel en willen niet meer schakelen. Dan maar zonder. Beter zo dan dat de remmen niet meer werken. Op de winterklussenlijst: 2 fietsen opknappen of nieuwe kopen.

Glücksburg, Duitsland, 16-8-2012

Okseør, Denemarken

Midden door de Flensburger Förde loopt de grens. De meeste havens liggen aan de Duitse kant, maar de mooiste ankerplek, tussen de twee eilandjes van Okseør, is Deens grondgebied. Dat je er beschut kunt ankeren is alom bekend en het is er, nu de zomer hittegolf-achtige neigingen krijgt, warm druk. Als we een plekje veroverd hebben, komt er een gele boot langszij: de enige bewoner van het Store Okseø. Volgens hem hebben we precies bovenop zijn elektrische kabel het anker uitgegooid.

Dan maar naar Lille Okseø, we hebben geen zin om een stroomkabel boven water te trekken, we weten namelijk hoeveel werk dat is. Met de Breehorn gingen we eens in Noorwegen, vlak voor de oversteek terug naar huis, ankeren in de buitenrand van de scheren. Werd een rot dag; later weg dan de bedoeling was, door veel meer wind in het Skagerak dan voorspeld bleven we reven, verstuikte Cees z'n voet bij het klauterwerk op het dek, nadat ie voor op de punt bij de fok meer onder dan boven water was, zijn we tenslotte Thyborøn maar binnen gelopen. Maar dat doet er nu niet toe, het ging over ankeren op stroom.

Drie uur 's morgens anker op. Het ging zwaar, hadden toen nog een ankerlier die met de hand bediend moest worden en de Noorse Fjord was meer dan 20 meter diep. Cees en Popke draaien de lierhandel om de beurt, maar het blijft moeizaam. Na een half uur komt onze 30 kg Bruce boven met mooi over beide vloeien van het anker een dikke kabel. Dat moet wel een stroomvoorziening zijn. Op de wal is alles donker, maar dat kan ook zijn omdat normale mensen om vier uur in de morgen nog slapen.

Van uitrusten is bij ons aan boord nog geen sprake. De kabel moet zo hoog worden opgetrokken tot er een touw omheen te krijgen is. Dan het anker weer een stuk laten zakken en met de pikhaak losmaken en vrijhouden van onze opgraving. Anker helemaal omhoog en zachtjes de elektrische kabel weer in zijn bedje laten zakken. We doen een schietgebedje dat de elektrische wekkers van de plaatselijke bevolking hun op tijd zullen wekken.

We willen voor het eventuele ongemak alsnog onze oprechte excuses aanbieden. Dat geldt ook voor het Deense Korshavn, waar we in de vorige eeuw een ketting met ankerboeien boven water hebben gehaald. En ook nog voor de kwetsbare telefoonkabel tussen veraf gelegen eilandjes ergens in de Zweedse scheren onder Stockholm. Als er borden op de kant staan of ze zijn aangegeven op de zeekaart, zullen we het nooit weer doen.

Sønderborg, Denemarken, 9-8-2012

Århus, Denemarken

Deze week geen havenmeester gezien. Ten eerste omdat we vier nachten voor anker hebben gelegen en ten tweede, dat er zowel in Sønderborg als Årøsund van die onpersoonlijke parkeerautomaten geplaatst zijn in de buitenmuur van het havenkantoor . De laatste echte havenmeesters zagen we vorige week in Århus.

Omdat we daar in de stadshaven geen box van onze afmeting konden vinden, legden we op het eind van een steiger aan. Met de boeg gingen we langszij een motorboot in de eindbox aan de zuidzijde van de steiger. Dan precies met ons poortje, het stukje zeerailing dat open kan om af en op te stappen, langs het twee meter brede eind van de steiger. De achtereind van onze Antje C kwam langszij een zeilboot die de rij boten aan de noordzijde afsloot. We lagen prachtig.

Er komt iemand langs om havengeld te innen. Hij is vrolijk en spraakzaam en heeft een beetje steun nodig bij het rechtop staan. We twijfelen nog even of het wel de havenmeester is: iedereen met een hoge drankrekening kan op deze manier proberen drinkgeld te verdienen. Maar hij krabbelt onze bootnaam op een officieel bonnetje en geeft een blauw lintje, voor aan de zeerailing, als betaalbewijs. Het zit dus wel snor.

De volgende morgen: er wordt op de boot geklopt. Een havenmeesteres: “Havnpenge!” “Ja, is gisteravond al betaald.” Nee, krijgen we als antwoord, ze is gisteren niet langs geweest en wij zijn een zeilboot en dan moeten we betalen bij haar. Alles goed en wel, maar twee keer betalen gaan we niet doen! De bon en het lintje komen er bij. Ze begint te lachen, wil het bonnetje graag meenemen en begint uit te leggen.

De 14 ligplaatsen aan de zuidzijde van de steiger zijn van de motorbootclub. De 16 boxen aan de noordzijde van de zeilvereniging. Het einde van de steiger is niemandsland. De havenmeesteres van de zeilvereniging zegt dat er afgesproken is dat als de gast een zeilboot is, zij het liggeld mogen innen. Is het een motoboot, dan gaat de poen naar de overburen. Vermoedelijk hanteert de havenmeester van de motorbootclub in een vrolijke bui het systeem van wie het eerst komt het eerst maalt of denkt ie dat als de meeste meters lengte van de gast op de motorbootkant liggen, het hun gast is.

Ze geeft ook ons een lachend lintje van haar club en zegt dat ze het onderling wel zullen uitvechten. Wij geven haar nog de tip mee voor een nieuw televisieprogramma: De Varende Rechter. Het blijft saai dat betalen bij die automaten.

Juelsminde, Denemarken, 2-8-2012

Århus, Denemarken

Is de hittegolf voorbij, kun je er donder opzeggen dat er onweersbuien volgen. Na een regendag ankeren in de neus van Jutland in de “Knebel Vig”, willen we voorbij Århus een haven opzoeken. De tweede stad van Denemarken hebben we twee jaar terug nog met de auto en op de fiets bekeken, die slaan we deze keer over. Met gereefd grootzeil en iets ingerolde fok, windje 5, zeilen we hoog aan de wind voor de monding van de industriehaven. Boven de stad pakt zich een donkerblauwe bui samen. De golven worden onrustiger. Uit voorzorg gaan we een reef bijzetten, maar eerst gaat Cees naar binnen om extra diesel in de dagtank te pompen.

Dan hang ik aan het stuurwiel en is de kuipvloer alles behalve horizontaal. Het gaat allemaal ontzettend vlug. De windmeter geeft meer dan 10 Beaufort aan. Donderslagen, hagelstenen en slagregens maken de sfeer er niet beter op. Cees heeft steun bij de kaartentafel gevonden en klautert naar buiten. Hij zegt: “De stuurboordramen van de kajuit stonden even onder water!”

Intussen kunnen we weer op de vloer staan. Gooien de grootschoot los, laten de boot meer voor de wind wegvaren, trekken er snel een reef bij en draaien de rolfok nog een flink stuk terug. Opeens wordt Århus een heel aantrekkelijke haven om naar toe te gaan. Pas als de voor- en achtertouwen op de wal belegd zijn, horen we de paniek op marifoonkanaal 16. In het gebied, waar wij die morgen vandaan kwamen, worden vuurpijlen afgeschoten en vragen diverse boten om hulp van de reddingsboot. Dat kon niet uitblijven. Wij zijn nog nooit zo op onze zij gegaan. Ik zeg niet dat we plat gingen, dat is overdreven, maar het was wel zo scheef dat het niet voor herhaling vatbaar is.

Binnen ligt de inhoud van elk keukenkastje tegen het deurtje. Je doet het open en dan als een soort kermisattractie de vallende blikken, doosjes, potjes, glazen en kopjes vangen. Van mijn op de dressoir vastgeplakte kinderserviesje, een halve eeuw geleden gekregen op Douwe Egberts punten, heeft het suikerpotje een oortje verloren. Verder geen schade. Dat gaan we in de stad vieren.

Stavns Fjord, Denemarken, 26-7-2012

Stavns Fjord, Denemarken

Het is zomer! Eindelijk geen dreigende buien meer, een rustige zee en windkrachten van minder dan 5 Beaufort. Deze week hebben we eerst nog twee dagen in Vordingborg gelegen met regen, donder en stormachtige wind. Toen vond een hogedrukgebied Denemarken; met zonnewarmte, maar de windsterkte van meer dan 10 m/sec houdt nog een paar dagen stand. Dik gereefd laveren we naar Fejø en de volgende dag met ruime wind, één reef in grootzeil en fok, surfend naar Agersø. Topsnelheid 11,5 en over een afstand van 25 mijl, een gemiddelde speed van 8,5 mijl.

Dan gaat ook de wind met vakantie en wordt het ideaal weer om te ankeren. Eerst een nachtje in Korshavn , in de hoogste punt van Fyn en daarna drijven we door naar de noordelijkste hoek van Samsø. Daar liggen we nu in de Stavns Fjord voor anker bij het plaatsje Langør. Het is hier zo mooi en hittegolf-warm, dat we vandaag een luie dag hebben.

Vanmorgen eerst met de rubberboot om broodjes. Na de koffie, anker op en drie kilometer verderop bij Kyholm weer tussen de waterplanten laten zakken. Ik ga met de rubberboot naar de wal. Deze hele fjord is beschermd gebied, maar alleen op dit eiland mag aan land gegaan worden. Van fort- en quarantaine-eiland is het nu in bezit genomen door vogels en vlinders. Cees poetst intussen het roestvrijstaal op onze Antje C.

Op de middag verkassen we naar een stil plekje achter een natuurlijke dam. Het is windstil en in het heldere water kunnen we ons anker op drie meter diepte duidelijk zien liggen. Krabben komen er nieuwsgierig op af en zo nu en dan komt er een bruingele kwal voorbij. Als de thermometer in de boot 30 graden aangeeft, wordt het tijd om te zwemmen. Er staat een beetje stroom. Cees maakt al zwemmend met een sponsje de waterlijn schoon en ik plons wat heen en weer in de buurt van de zwemtrap.

Na een douche, in de avondzon koffie in de kuip, rode jeukende benen. Verdorie dat zal toch niet door die paar kwallen komen? Opzoeken in het boek “Dokter aan boord”, wat te doen bij kwallenbeten? Remedie: schoonmaken met alcohol. Onze apotheek is niet zo uitgebreid, maar een fles Berenburg is altijd wel aan boord. Zo deppen we met een watje een paar maal onze onderbenen. Eventjes geeft het verzachting. Waarschijnlijk helpt het van binnen uit beter. We proosten op 't zomerweer. Slapen zal vannacht geen probleem worden!

Vordingborg, Denemarken, 19-7-2012

Vordingborg, Denemarken

We liggen weer eens een dag verwaaid en verregend. Het weer is kwalitatief uitermate teleurstellend oftewel k.u.t. Het is zogenaamd vast weer: we zitten midden in een bui, er is net een bui overgekomen of er pakt zich een donkere wolk samen. Tussendoor breekt er een broeierig zonnetje door, klinkt er een donderslag en negeert de wind de voorspelde sterkte. In de gaten tussen de lagedrukgebieden proberen we zeiltochtjes te maken; zoals woensdag vanuit Klintholm.

Na een dag harde wind, regen en onweer vertrekken we om half negen richting zuid. Een zacht westenwindje en dus komen het grootzeil en twee fokken er op. Hoog aan de wind, kijken we wat bezeild is: Rügen. De eerste druppen vallen, de regenjassen gaan aan. De broeken blijven nog even binnen handbereik. De bui gaat net voor ons langs. De zon laat zich even zien. Als de jassen uitgaan verdwijnt ook de wind. Fokken oprollen en de motor aan. Koers verleggen naar haaks op de kust om wat hoogte te winnen.

Tijd voor koffie met een broodje. Terwijl we een weddenschap afsluiten of de volgende bui voor, achter of over ons heen gaat, trekt de wind weer aan. Motor uit en alles er weer op. De wind krimpt. Nu zeilen we richting Rusland. De koffieboel gaat naar binnen, er moet gereefd worden. De wind krijgt er zin in en draait terug. De fok wordt een stuk ingerold en dan zeilen we richting Falster. Op marifoonkanaal 16 geeft Lindby Radio een stormwaarschuwing met thunderstorms door. Snel het tweede kopje koffie. De kleine fok moet er af. We trekken regenjassen en broeken aan. Oostelijk trekt een windhoos voorbij.

Wat gaan we doen? We zetten een streep door Rügen. We gaan de beschutting van de Deense eilanden opzoeken en dan door naar de oostkant van Jutland. Kunnen we daar lekker in de luwte van de kust afzakken naar het Kieler Kanaal. Er moet eigenlijk een tweede reef in het grootzeil, maar met een halfuurtje zijn we voor de geul naar Vordingborg en dan moet er recht in de wind op gemotord worden. Daar hebben we geen zin in. Het wordt het haventje van Hesnæs, 17 actieve zeilmijlen vanaf Klintholm.

De havenmeester heeft een plek vrij langs de visserijkade en pakt het voortouw aan. Na een praatje, een broodje en een glas melk, fietsen we beschut tegen wind en regen door de bossen. Langs het pad naar een grafheuvel met schapen zijn de Frambozen rijp. Een grote oranje vlinder, de Keizersmantel, eet met ons mee. Er komt een Kleine IJsvogelvlinder voorbij. Als we genoeg antioxidanten binnen gekregen hebben en het bladerdak de regen doorlaat sprinten we terug naar de haven.

Onze voorbuurman heeft in de golven de grond geraakt, maakt water en moet door een mobiele kraan op de wal gehezen worden. De achterbuurman vertelt dat de weersvoorspellingen voor de volgende dag een stuk beter zijn. Onder de pallets met visnetten, waar onze fietsen geparkeerd staan, zit een zwarte Nerts. Later komt ie naast Antje C op de kade en zoekt via de daar hangende autobanden het water op. Overal is wat te beleven, weer of geen weer.

Ystad, Zweden, 12-7-2012

Bornholm, Denemarken

De schotel is op zo'n 160 graden gericht en de Tour de France is weer op televisie te volgen. Cees blijft kijken, maar ik doe een loopje door de haven van Hasle. Het pad loopt mooi tussen de haven en de eettentjes door. Dan zie ik twee eenden naast me op de stenen zitten. De kenners noemen ze soepeenden, maar zelf vind ik dorpseenden wat vriendelijker. Ze zitten in de zon en daardoor krijgen hun kopjes een speciale kleur paars. Langzaam doorlopend pak ik mijn fototoestel en dan lig ik op de grond.

Zit er in dat pad een gat, waar ik precies met m'n linkervoet in stap. Op mijn rechterzij veeg ik een stuk asfalt schoon. Wat is het ergste? Dat een heel vol terras toekijkt? Dat de zonnekap en het filter van mijn, nog geen jaar oud, fototoestel af vliegen en het apparaat zelf op de stenen kwakt? Of mijn knie, schouder, elleboog en hand? Snel overeind. Een jongen heeft alle verdere losse onderdelen opgezocht en ik bedank hem hartelijk. Terug naar de boot!

Schaafplekken, wat stijf en morgen vermoedelijk een beetje blauw; een wielrenner in Frankrijk zou zeggen dat het meevalt. Alleen mijn rechterduim doet gemeen zeer. Samen komen we tot de diagnose: een rekverbandje en na een paar dagen rust, maar 's kijken hoe het gaat. Elk nadeel heb z'n voordeel. Nu ik even geen fietsstuur kan vasthouden, huren we twee dagen een auto. Op ons gemakkie rijden we Bornholm rond. Bekijken visserijhaventjes die alleen over een houten loopbrug te bereiken zijn, bezoeken de typische, witte, ronde kerken, toeren langs boerderijen en graanvelden en door natuurgebieden.

We willen naar Rügen, maar voor de hele week wordt wind, tussen 4 en 6 Beaufort, uit zuidwestelijke richtingen voorspeld. Dus gooien we het roer om en gaan voor de wind terug naar de Zweedse kust. Als we uit Rønne vertrekken is er geen zuchtje wind. Geeft niet, als straks de voorspelde wind komt, doen we de zeilen wel omhoog. Net buiten de haven pikken we een wolk muggen op. Het nog opgevouwen grootzeil is van boven helemaal zwart. Geeft niet, als straks de wind komt, zijn ze zo verdwenen.

De zon schijnt, zicht meer dan 10 mijl. Met een hapje en een drankje op de motor recht over de grote-schepen-snelweg. Geen wind, uit geen enkele richting. De Bornholmse muggen hebben we meegenomen naar Ystad in Zweden. Daar waren ze snel verdwenen. De stank van rottend zeewier trok hun naar het strand. Zelf sluiten we alle luiken om de weeë lucht buiten te houden. Na de Tour-finish komt de beloofde wind, alleen wat krachtiger. Vandaag dus een extra rustdag.

Hasle, Denemarken, 5-7-2012

Skillinge, Zweden

We zijn weer terug in het land van de rode vlag met het witte Scandinavische kruis. Bornholm is een Deens eiland van 588 km2. Afstand tot Kopenhagen 145 km, naar Zweden 37 en naar Duitsland 88 km. Vanaf het Zweedse Skillinge komen wij er op de noord-oost-kust aan en hopen een ligplaats te vinden in het haventje van Allinge. In de buitenhaven plaats genoeg, maar om de veerboten een beetje te ontlopen, gaan we in de binnenhaven langszij een Breehorn met Nederlandse driekleur. Mooie gelegenheid om eens weer gewoon te kletsen.

De volgende morgen schuiven we op naar de kademuur en kunnen de fietsen op de wal. Het is een broeierige dag en het kost heel wat lui zweet om de 15% helling op te fietsen naar de ruïne van Hammerhus. Over steile wandelpaden duwen we onze “cykler” omhoog, op zoek naar rotstekeningen. Gelukkig zijn ze met rode verf ingekleurd, anders waren ze niet te vinden tussen het lange gras, versierd met koeienvlaaien. De tekeningen van paarden hebben we niet kunnen vinden en waar het boekje spreekt over een boot, denken wij dat het een slee is. De afdalende terugtocht door bos en graanveld is wel prachtig.

De 12 mijl, met alle zeilen bij, naar de drie eilandjes van Ertholmene kosten een dik uur. De havenmeester geeft ons tot de volgende morgen half elf een plaatsje aan de kade van Christiansø. We klauteren het hele forteiland rond. Veel Zilvermeeuwen, dikke Groene Kikkers en een bonte verzameling aan wilde planten. De muren brokkelen op verscheidene plaatsen af, maar de kazerne-gebouwen worden gerestaureerd en de kanonnen staan er nog in vol ornaat bij. Tegen de avond lopen we met onze Franse buren over de smalle brug naar het eilandje Frederiksø. Daar in de kleine huisjes wonen de rest van de totaal 100 bewoners van de eilandengroep. Na een Frans glaasje en kaasplankje is het bedtijd.

Met oostenwind, onder grootzeil en twee fokken surfen we op één meter hoge golven terug naar de oostkust van Bornholm, naar Gudhjem. De invaart van het nog kleinere haventje, tussen schuimende rotsblokken door, komt niet uitnodigend over en daarom liggen er nog maar acht boten. Plaats genoeg. De wind trekt nog wat aan en de golven lopen mooi recht de haven binnen. We laten de deinende Antje C een poosje alleen en beklimmen de rotsheuvel waarop de stad is gebouwd. Lopen een stuk langs de kust en eten de specialiteit: gerookte haring met ei.

Na twee dagen en nachten schommelen en een weersvoorspelling van blijvende oostenwind, zeilen we terug naar het noorden, ronden het puntje en zoeken uit de wind een haven aan de westkant van Bornholm op. Die rustige “havn” is dus Hasle geworden. De gastenplaatsen in de jachthaven zijn al bezet, maar aan de kade van de handelshaven, precies naast het terrein waarop het Sildefesten dit weekend wordt gevierd, is nog alles vrij. De havenmeester komt voorbij. Hij heeft in de visserijhaven een kade voor ons vrijgemaakt en heeft liever dat we met onze boot een beetje uit de buurt blijven van de, in deze feesttijd onvoorspelbare, heel erg dorstige Denen. Daar liggen we nu op ons gemak naar de samenvatting van de Tour de France te kijken.

P.S. Vannacht om half drie werden we wakker: kabaal buiten op de boot. Een Deen hangt aan onze zeerailing tussen boot en kadetrap. Op het raam kloppen en roepen helpt niet. Cees schiet z'n broek aan en rent naar buiten: “Opdonderen, nu!” De lallende man kijkt beteuterd. Hij heeft nog steeds dorst en volgens hem drijven er flessen drank in de haven. Met een paar Friese krachttermen en een drinkmaat die hem op de kade trekt, zoeken ze slingerend de weg naar huis weer op. Nu de rust is teruggekeerd proberen wij de slaap weer terug te vinden.

Skillinge, Zweden, 28-6-2012

Gislövs Läge, Zweden

Al 12 dagen in Zweden en nog maar één keer een haven met internet-mogelijkheid. Natuurlijk hoeft het niet gratis zoals in Denemarken, maar ook tegen betaling lukt het niet. Er zijn gewoon geen Wifi-punten in de havens. Ook onze laptop heeft even een paar dagen vakantie genomen. Bij een dikke nachtelijke bui is er door een dakluik wat regenwater naar binnen gewaaid en precies op het toetsenbord gevallen. De computer deed het nog wel, maar als je één letter typte, kreeg je er drie; in de supermarkt heet dat een aanbiedingsknaller, bij een computer betekent dat meestal total loss. Na een paar dagen op z'n kop in de zon en verscheidene schietgebedjes onzerzijds, heeft ie zijn werk weer opgepakt.

Het havengeld in de kleinere havens is een vast tarief. Het maakt niet uit hoe lang of breed je bent, elke gast betaald hetzelfde. De prijzen liggen zo tussen de 150 en 200 Zweedse Kronen, voor Euro's delen door 9. Voor de grotere jachten en catamarans dus een voordeel. Het weer heeft ons hier aan de zuidkust van Zweden wel een beetje in de steek gelaten. In de meeste havens liggen we meer dan één dag. Het waait te hard of de regen- en onweersbuien winnen het van de zon. De tas met “gelezen boeken” is al bijna vol.

In Gislövs Läge lagen we vier dagen. Op tv hoorden we de Nederlandse weerman zeggen: “Een stationair lagedrukgebied boven Zuid Zweden” Nou zeg maar gerust dat deze depressie een paar dagen een staanplaats had geboekt en zich helemaal uitleefde. Dag en nacht windkracht 6, 7 of 8. De windsnelheidsmeter gaf op mtr/sec drie dagen lang alleen waarden aan met twee cijfers voor de komma. In de nacht van dinsdag op woensdag maakten de buien het wel erg bont en Antje C danste vrolijk in haar box. Cees slaapt in de voorpunt overal doorheen, maar ik zoek de bank in het midden van het schip, waar de slingering iets minder heftig is, op.

Om vier uur schrikken we beiden wakker. Wat was dat? Een klap? Vanaf mijn bankbed zie ik door het raam een anker met daarboven een preekstoel. Cees schiet z'n overhemd aan en vliegt naar buiten. Voor stootwil en afduwen is het al te laat. Een Duits gehuurd zeiljacht, met daarop vijf zeer vermoeid kijkende bemanningsleden, zijn met hun voorpunt bij ons opgevaren. “Sorry, het waaide erg hard enne eh we dachten dat we het wel konden, maar toen ging de motor kapot enne de fok scheurde en toen op 't zeil de haven in bijdraaien en toen duwde de man voorop de paal af en vergat er een touw omheen te leggen en de wind was te sterk en toen konden we 'm niet meer houden.”

Cees deelt commando's uit. Achter een touw op de lier, daar een touw om de paal, hier de stootwillen en met z'n allen afduwen. Hij krijgt ze buiten onze box aan de andere kant van de palen, maar vraag niet hoe. Voorop trekken twee man aan een spring die naar achteren is uitgebracht. Achterop met de lier draaien twee man een spring naar voren aan. De liermannen winnen. Als we zeker zijn dat ze niet weer terug onze box inkomen, nemen we de schade op. Wonder boven wonder op de romp geen krasje. Hun anker is precies over de fokkerail, die boven op het potdeksel zit, geschoven. Over zo'n 25 cm is de anodisatie weg en is een gekarteld stuk rail overgebleven. Eerst maar weer slapen.

De volgende morgen zijn onze buren niet zo spraakzaam en moet Cees zelf de “schipper”opzoeken. Hoe ie de schade wil afhandelen. Nou ja hij had al sorry gezegd. Daar gaan we niet mee akkoord. De drie meter lange rail moet vervangen worden. Kosten ca 50 Euro de meter. De eindstoppers gebruiken we weer, geen werkuren en we zeuren ook niet over de moeite die het kost om een rechte rail mooi in de ronding van het potdeksel te trekken. Schade 150 Euro en contant betalen! Hij zal het met de verzekering opnemen.

De buren brengen hun schip weer op orde. De fok gaat er af en wordt met de hand genaaid. Ze steken er zo net zo gemakkelijk doorheen als borduurstof. Het grootzeil wordt netter opgedoekt en de huik komt er overheen. Grappig, dat van de vijf zeilers het niemand opvalt dat er bij de mast stof te kort is en dat achter aan de giek lange stukken zeilhuik over zijn, die losjes tegen de buiskap aan slaan. Verder blijft het vervelend stil. Na het avondeten roept Cees de “schipper” maar weer aan. “Nou ja, er zitten dan wel grote krassen op maar er kan wel mee gevaren worden.” “Dus als iemand tegen je auto aanrijdt en de bumper zwaar beschadigd, zeg je: Geeft niet, de auto doet het nog?” Nou, ja, eh, oké, dan 100 Euro en een fles wijn. Hoeft niet, we zijn geen wijndrinkers. Cees z'n handelsverleden komt goed van pas en uiteindelijk komt er 150 Euro op tafel. We informeren nog even waar de reis naar toe gaat, dan gaan wij de andere kant op!

Höllviken, Zweden, 21-6-2012

Borstahusen, Zweden

In de noordelijke voorhaven van het Falsterbokanal is een jachthaven en daar zijn we vandaag aangekomen. Na een dag van een beetje oostelijke wind, windstilte, een westenwindje en een dikke bries uit het oosten, er moest zelfs nog gereefd worden, vonden we hier een ligplek. Mooi met de kop in de wind. Omdat het intussen een dikke 6 Beaufort waaide, kost het aanleggen wat moeite. Vanachter het stuurwiel komt de opdracht: “Alleen een touw voorop vastmaken, dan komt de rest vanzelf wel!” “Oké” Voorop sta ik met een touw klaar. Verd... ringen op de steiger, daar kan ik geen touw omheen gooien. Afspringen? Gaat niet, het is zo'n lage steiger dat het hoogteverschil meer dan 1,5 mtr is. Terwijl Cees met de motor en boegschroef Antje C steigervrij houdt, rommel ik in de ankerbak op zoek naar de pikhaak met ankerboeihaak. Hebbes.

Het afmeren is trouwens de hele week al steeds verrassend geweest. In Helsingborg lagen we rustig langs de houten kade. Draait de wind naar het zuidwesten, lopen de golven precies de veerbotenhaven binnen, die weer in open verbinding staat met de jachthaven en wordt het water steeds onrustiger omdat het achterin, waar wij dus liggen, terug wordt gekaatst op de kademuren en zorgt dat het een heksenketel wordt. Na één nacht ben ik het zat, we zoeken een nieuwe haven op.

Omdat er alweer een stormachtige nacht, met wind uit het noordwesten deze keer, werd voorspeld, gingen we door naar het eiland Ven. Aan de zuidzijde ligt de door ons uitgekozen haven. Door de verrekijker zien we nergens masten. Het klopt, alleen de veerboten kunnen er in, verder zijn alle kades onbruikbaar, de hele haven wordt gerenoveerd. De wind houdt zich niet aan de afspraak en toont op de middag al zijn kracht en daarom vliegen we alleen op de fok op de dichtstbijzijnde haven, wel op lagerwal, af. Borstahusen. Gasten moeten afmeren in de havenmond langs de noordelijke golfbreker. Precies de plek waar je niet wil liggen bij stormachtige weerberichten.

We proberen met de boot in een vrije box de palen zo ver uitelkaar de drukken dat we er in kunnen, maar de plaatselijke liggers wijzen ons gezamenlijk op de vrije steiger helemaal vooraan. Wat gaan we doen? Als de wind echt, zoals voorspeld, naar het noordwesten draait, dan liggen de gastenplaatsen beschermd achter de dikke muur die op de strekdam is gebouwd. We wagen het er op. Het wordt een woelige nacht. Onweer, zware buien, overkomend stuifwater met bijbehorend zeewier en gelukkig de verwachte noordwesten wind. Extra meertouwen en de lijn van boven uit de mast, bevestigd op de kademuur, kunnen niet voorkomen dat onze kopjes en glazen lustig tegen mekaar aantikken.

De volgende morgen schijnt de zon alweer. Er staat een vrouw naast de boot. Cees vraagt nog: “Can I help you?” Maar dat is niet nodig. Ze kleed zich uit, spreidt haar badlaken uit op het beton zo ter hoogte van onze kajuit en gaat liggen zonnen op de smalle kade direct naast onze boot. Haar vriendin komt wat later naast haar liggen en gaat een boek lezen. Cees zoekt zich een weg over al die blote onderdelen en knoopt onze stormtouwen op de wal los. We gaan maar weer eens verderop.

In Vikhög is het hele haventje vol. De oostelijke havendam is echter verlengd met een stuk houten steiger, alsof ze het gisteren speciaal voor ons gemaakt hadden. Dat klopt gedeeltelijk, hij is nog zo nieuw dat er nog geen kikker, ring of beugel op zit. Met wat lange touwen naar een stuk roestig ijzer op wat losse kadebrokstukken en een lijn naar een voorligger aan de oude kade, liggen we prinsheerlijk. De één na de andere vaste ligger komt voorbij voor een praatje. Waar we vandaan komen en vooral wat we hierna gaan doen en speciaal wat we de volgende morgen gaan doen.

Er komt een leidinggevende Zweed voorbij. Hij wil ons niet wegjagen, maar hij zou het heel prettig vinden dat we wel voor twaalven konden vertrekken. Het Midzomernachtfeest is eind deze week en morgen moet er geoefend worden. De plaatselijke vissersboot brengt het muziekkorps aan land en die moeten dan weer het marstempo oefenen naar het feestterrein. Oh, geen probleem, we zullen op tijd weg zijn.

Nu liggen we dus in Höllviken. Alles is rustig. Morgen is het de langste dag en komen de Zweedse families bij elkaar voor Midzomernacht, wij vieren onze trouwdag. Er wordt regen voorspeld. Blijven we hier lekker een dag liggen.

Helsingør, Denemarken, 14-6-2012

København, Denemarken
Van Køge gingen we naar Dragør. Met een ruime wind zeilden we de 25 mijl in drie uur. Er zijn twee havens en de noordelijke, waar de gasten liggen, is al bijna vol. Het is weekend, veel Zweedse boten zijn overgestoken naar het museumdorpje. Wij meren langszij een Nederlandse platbodem. Hij is langer dan ons, maar toch laten we onze boot naar achteren uitsteken, om niet met de mast zijn schotelontvangst te verstoren. In zijn want prijkt een grote oranje vlag met Hup Holland Hup, vanavond spelen wij op het EK-voetbal tegen de Denen.

De volgende morgen is de oranje vlag verdwenen. Het waait en regent, maar de Denen blijven vrolijk. Als tegen tweeën het weer lijkt te verbeteren, vertrekken we alleen op de fok richting København, dat 10 mijl verder ligt. Met de laatste regendruppels en een wind die het nog niet opgeeft, zijn we een dik uur later voor de stad. In de haven mag niet gezeild worden en op de motor gaat het tot in het centrum waar we aan de kade van Nyhavn een mooi plekje vinden. De rondvaartboten varen vlak langs ons, er wordt gewuifd, op het grote voetbalplein wordt gefeest, het blijft nog lang gezellig.

Op de fiets verkennen we København. De vaste items: koninklijk paleis met de wacht en de kleine zeemeermin. Langs de kade met z'n cruiseschepen, charterboten en bijzondere zeilboten. Over wandelpaden in de parken en door de winkelstraten waar je niet mag fietsen. 's Avonds trappen we naar Tivoli. Er wordt hard gewerkt in de stad; veel oude gebouwen staan in de steigers en vlakbij waar wij liggen, bouwt men tussen Nyhavn en Christianshavn een nieuwe loopbrug. Grote kranen rijken over de haven en palen worden in de grond geheid. Maar 's nachts is het stil, we slapen voortreffelijk.

Er volgt een warme, broeierige dag. Tijd om het stadsgebeuren te verlaten. Geen wind. Op de motor naar Flakfortet, een fort halverwege Denemarken en Zweden, 8 mijl varen. Met de verrekijker zien we al dat er niet veel boten liggen. Dat wordt een rustig dagje! Helaas, de firma Bosch houdt er zijn jaarlijkse verkoop-oppep-dagen. Er moet geoefend worden met allerlei soorten machines, er wordt gezaagd, geschuurd en geboord, gegeten en gedronken en spelletjes gedaan. Aan de kade trekt m.s. Anton met zijn beelden, die bootvluchtelingen voorstellen, de aandacht van dagjesmensen die met twee veerboten worden aangevoerd.

De wedstrijd van oranje tegen de Duitsers zien we in de jachthaven van Vedbæk. 's Middags maken we een fietsrondje bos-stad. Langs de hoofdweg gaat het omhoog, zo steil dat we een stukje moeten lopen. Ook de fietspaden in het bos laten ons heuvels opklimmen en weer naar beneden free-weelen. Als de klimweg steeds langer lijkt te worden en het naar beneden rollen steeds korter, wordt het tijd om de vlakte van de stad op te zoeken. Met in de boodschappentas chips, pinda's, toastjes en een drankje, moet het wel een fijne voetbalavond worden. Vergeet het maar, Duitsland is veel te sterk, uit meelij gunnen ze ons op 't eind nog een doelpuntje.

Tegen Van Marwijk en z'n jongens zou ik willen zeggen: “Ga naar huis en bespaar je een verdere afgang! Neem vakantie!” Ik zou ze echter niet aan willen raden om zo als ons vakantie te vieren in Denemarken en Duitsland.

Køge, Denemarken, 7-6-2012

Stubbekøbing, Denemarken
In Stubbekøbing is niet veel te beleven. We liggen tegen de kade. Er ligt een roestig vrachtschip voor de zand- en grindhandel. Een paar mannen drinken op hun vaste stek aan de haven een biertje. In de hoofdstraat staan veel winkels leeg. Betalen van het havengeld kan bij de automaat. Het enigste interessante is de oude houten veerboot “Ida”, maar morgen gaan we al met eigen vervoer naar het aan de overkant gelegen eilandje Bøgo. Snel terug aan boord, waar het eerste opstuivende zand al in het gangboord ligt.

Het is al laat, als er op de boot geklopt wordt. De havenmeester. Al stappend past en meet ie de lengte van onze “Antje C”. Het bonnetje uit de betaalautomaat moet er bij komen. We hebben betaald voor een bootlengte tussen de 12 en 14,99 meter lengte, maar volgens zijn berekening zijn we langer dan 16 meter. Na een discussie over lange en korte benen en hoe lang precies één meter is, halen we de map met officiële papieren te voorschijn. Op de, in naam van Hare Majesteit de Koningin Der Nederlanden, uitgegeven zee- en meetbrief, staat een lengte van 14,85 meter vermeld. Oké, prettige dag, eh nacht verder.

De volgende morgen, als de motor is gestart en de meeste meertouwen al los zijn, komt de veerbootkapitein een praatje maken: “Kinne wy Frysk prate?” Verbaasd kijken we op. Hoe komt een kapitein van De Lemmer verzeild op een museum-veerboot in Denemarken? Logisch: verliefd geworden op een Deense vrouw. Gezellig kletsen we even bij. “Jullie moeten nog niet weg gaan, morgen komt de koningin!” Nou dat komt goed uit, gaan we vandaag naar Bøgo en nemen we morgen de veerboot terug om het koninklijke jacht te bekijken.

Op 5 juni is het feest van De Dag van de Grondwet. Tegen tienen vertrekken er een paar zeilboten, ééntje zonder motor, uit het kleine, krappe haventje om de koningin feestelijk binnen te halen. Het waait pittig en met Cees zijn afduwkracht en mijn parate stootwil houden we onze blauwe verf onbeschadigd. De veerboot is intussen volgeladen vertrokken. Vanuit onze eigen kuip wachten we met een kade vol mensen op de binnenkomst; 't is net Sinterklaas.

Als we een uur later op de “Ida” in Stubbekøbing arriveren is koningin Margaretha II per auto al vertrokken naar een bejaardentehuis of een school in de buurt. Wij bekijken, vanaf de wal, maar staand op de rode loper het gekroonde jacht “Dannebrog”. Helaas staat er geen bordje met gegevens over lengte, enz. bij en de havenmeester is ook niet in de buurt om het na te vragen, maar het jacht is sowieso groter dan onze koninklijke “Groene Draeck”. We lopen een rondje markt met vijf kraampjes, een koe en twee harige varkens en eten een Deense hotdog. Het is ons te koud om nog langer te wachten tot er muzikaal afscheid genomen wordt van de hoge bezoekster en we nemen de veerboot terug.

Vanuit het stuurhuis, van de “Ida”, de laatste, in 1959 opgeleverde, houten veerboot, kosten 964.000 DKK (voor terugrekenen naar Euro's delen door 7), met Alpha dieselmotor van 210 pk, totale gewicht 120 ton, 30 mtr lang, 8,13 breed en 2,3 mtr diep, met ruimte voor 12 auto's en 100 passagiers, zien we onze “Antje C” weer dichterbij komen. De dieseloliekachel wordt opgestookt en 's avonds om 10.00 uur precies, wuiven we even om het hoekje van de buiskap naar de vertrekkende hoogheden. We gaan vroeg naar bed, morgen om half zes moet ik zien hoe Venus voor de opkomende zon langs schuift.

Vordingborg, Denemarken, 31-5-2012

Vordingborg, Denemarken

Dit jaar hebben we ons twee dingen voorgenomen. Zoveel mogelijk zeilen en weer eens op Rügen en Bornholm rond te kijken. Voor de route er naar toe volgen we het motto: Zoals de wind waait, waait mijn jasje! Dus bekijken we 's morgens om acht uur de weers- en windvoorspellingen en bepalen dan welke haven of ankerplek ons reisdoel wordt voor die dag.

De Schlei is “net” bezeild, alleen het optuigen in de vaargeul is krapjes, de wind staat er dwars op. Als het grootzeil halverwege is, vaar ik op de motor terug naar de stuurboordswal en draai voor de tweede keer in de wind op. Het lukt Cees om net voor de groene tonnen aan bakboordzijde het zeil tot de top te hijsen. We laten het zeil vol vallen en mooi aan de hoge kant in het vaarwater komt snel de fok er bij. Voor ons zeilen twee Duitsers en die moeten ingehaald worden! Prachtige wedstrijd zo met z'n drieën naast elkaar in het smalle vaarwater.

Er komt een motorboot aan. Eén zeilboot heeft de strijd al opgegeven en dat geeft ons de ruimte om een beetje af te vallen. Op de motorboot komt een man naar voren. We zeggen nog, dat kan maar twee dingen betekenen: “Of hij gaat zeggen dat het zo'n mooi gezicht is, drie zeilboten bruisend naast elkaar of hij gaat ons Duitse scheldwoorden leren.” Als ie vlakbij is zien we pas dat de romp groen is en dat op de zijkant z'n naam staat: “Zoll”. We krijgen uitleg over de vaarregels in Duitsland: In een betonde vaargeul immer rechts varen, so wie am autobahn!

Schuldig kijkend en knikkend; “Wir wollen das noo-ooit wieder machen.” We komen er met een waarschuwing vanaf. Nu netjes rechts in het vaarwater zetten we zeilend de achtervolging weer in. Als we omkijken en zien dat de “Zoll” een zeilboot op de motor met grootzeil omhoog, maar geen kegel in het wand, te pakken heeft, sturen we weer omhoog. In de Schlei-monding gaan de “Betsy”en “Antje C” gelijk over de eindstreep, de ene netjes rechts en de andere links in het vaarwater.

De oostenwind stuurt ons richting Denemarken en via Marstal, Svendborg en Lohals naar het eilandje Omø. De boxen zijn te klein, maar met de voorkant naast de smalle kopsteiger en achter tegen een paal, kunnen we goed liggen en gaan de fietsen aan wal. De wind draait heftig naar het westen en bij 8-9 Beaufort knapt er een stootwil en blijven we een dag verwaaid liggen. De wind zwakt wat af, maar met nog steeds snelheden van 9 en 10 mijl op de teller, varen we met ruime wind naar Kragenæs en hier naar de stad Vordingborg met z'n ruïne. Morgen zijn de windverwachtingen 13 tot 17 m/sec. Ons jasje zegt: “Morgen uitslapen!”

Maasholm, Duitsland, 24-5-2012

Holtenau, Duitsland

We liggen voor anker aan de Schlei, in een kom achter de haven van Maasholm. De zon schijnt en met zo'n 22 graden is het prachtig vakantieweer. Dit is onze tweede avond hier, vandaag alleen even heen en terug Kappeln voor de nodige boodschappen.

Op het Kieler Kanaal, één kilometer voor de sluis van Kiel-Holtenau, kwamen er net drie joekels van zeeschepen van voren, toen Antje C dacht: die Cees en Anneke zijn zo gewend dat er een alarmlichtje brandt op het dashboard, laat ik dat ook eens doen. Klinkt er een doordringende pie-ie-iep en op het motorpaneel brandt het lichtje OLIE! Wat nu weer? Flink gas geven, zodat we nog een stuk recht door kunnen drijven en de motor uit. Cees duikt in de motorruimte en ik houd haar op koers tussen wal en vrachtschip.

Oliedruk oké, peil zo zo. Omdat we afdrijven, gaat de motor weer aan, gas er op, terug op koers en motor weer uit. We kunnen het probleem niet echt ontdekken en vullen, om toch maar iets te doen, de olie maar bij. Herstart, hoera, het lampje met zijn geloei blijft uit. Op naar de sluis. Het duurt lang, we leggen aan bij de wachtsteiger, maken weer los als het witte licht op de sluis knippert, draaien verscheidene rondjes, laten de bedrijfsvaart voor en draaien nog meer rondjes.

Dan mogen we eindelijk met een coaster mee geschut worden. Op de drijvende steigertjes ontbreken deze keer zelfs de kikkers en de ringen en de meertouwen moeten aan stukken ijzer geknoopt worden. Motor uit en bij de sluismuur op, om drie hoog boven in het havenkantoor het kanaalgeld te voldoen. Het schutten gaat snel en de deuren gaan al weer open. Motor starten, en … daar is het irritante lichtje met het piepje weer. De eerste de beste steiger, buiten de sluis in de haven van Holtenau, pakken we. Al mopperend en brommend drinken we eerst thee. Hé dat lucht op, tijd om de handleidingen er bij te pakken.

Er zijn vier mogelijkheden voor een brandend piepend olielichtje: oliedruk weggevallen, oliepeil te laag, lichtje kapot of oliefilter verstopt. Nou de oliedrukmeter geeft aan dat de druk oké is. De peilstok laat zien dat het niveau nu aan de hoge kant is en er vanuit gaan dat het alarmlampje kapot is, is wel erg gemakkelijk. Dan moet het oliefilter verstopt zijn, maar die zit er nog maar 35 motoruren op! Ja, Cees en Luitzen hadden Hemelsvaartdag, de dag er voor was het noordwest 8, hoge golven op hun tocht naar Norderney. Ook de volgende dag naar Helgoland zijn ze stevig doorelkaar gehutseld. Misschien is onder uit het carter tijdens dat gerollebol wat “sludge” los gekomen; de motor heeft er tenslotte al weer 10 dienstjaren op zitten.

Gelukkig hebben we een oliefilter op reserve en Cees gaat aan het werk. Tot nu toe, even afkloppen op zuiver hout, brandt er geen alarmlichtje en horen we ook geen pie-iep meer. Wel hebben we vandaag dus in Kappeln twee nieuwe, officiële Perkins oliefilters gehaald. Je weet maar nooit!

Lúnbert, Fryslân; Norderney, Duitsland, 17-5-2012

Lauwersoog

We kunnen weer! De afgelopen drie drukke weken zijn we door de kinderen weer helemaal bijgepraat. Is in de auto een sensor, die iets regelt tussen de gaspedaal en de motor, gerepareerd. Hebben we Flipper schoongemaakt, er nog twee nachten in geslapen toen de boot op de wal stond en weer klaar gemaakt, omdat Gerke en z'n heit en mem er een weekend mee wilden kamperen. Zijn we een weekend paardenoppas op De Pomp geweest en heeft Antje C drie dagen op de wal gestaan. Het onderwaterschip zag er na het schoonspuiten nog goed uit en Cees kon volstaan met hier en daar bijhelpen.

Verder is het blauw van de romp weer glimmend gepoetst, alles schoongemaakt en een voorraad levensmiddelen onder de vloer weggeborgen. Binnenin is alles opgeruimd of slingervast gezet. Cees heeft de zeilen uit de winterhoezen gehaald en de lifelines op dek uitgerold. Alles zeeklaar voor het mannenweekend. Helaas kon Gerdjan niet mee wegens familieverplichtingen en zit Popke voor zijn werk in Amerika. Daarom heb ik vanmorgen om negen uur maar twee mannen, uitgezwaaid. Een weekend quality-time voor vader en zoon.

Zelf logeer ik bij twee katten in Lúnbert. Ga een paar dagen lekker helemaal niks doen, voordat ik met de auto richting Duitsland ga; het zal wel Cuxhaven of Brunsbüttel worden. Moet nog wel even de site bijwerken. Nu we weer gaan varen, valt er elke week vast wel iets nieuws te melden.

Dokkumer Nije Silen, 28-4-2012

Lauwersmar

Het schoot al lekker op, richting Spaanse grens. De planning was om nog twee tussenstops te maken met de caravan en dan de Spaanse woordenboeken in het dashboardkastje te leggen. Met alleen de auto nemen we de wegen, weggetjes, paden en zandpaden zo dicht mogelijk bij de kust, maar met Flipper erbij, hebben we wat meer breedte nodig. Zo twijfelden we nog even of we het smalle weggetje richting zuiden, midden door het bos wel zouden nemen. Maar een vrachtauto die vermoedelijk ook had ingezien dat de weg wel heel erg smal en onvlak was, verspert ons de weg.

De Spaanse chauffeur komt bij ons autoraam uitleg geven. Tegen zo'n stroom van vreemde woorden kan onze kennis van “si en no” niet op. We gaan over op gebarentaal. Zijn rechter voorwielen zitten naast de weg tot hun assen in de modder. Het laadgedeelte sluit de hele weg af voor het andere verkeer. Dat is er niet en wij zijn alleen met onze alsmaar Spaans doorratelende hulpvragende vrachtwagenchauffeur.

Cees neemt de leiding en koppelt Flipper af. De Spanjaard stapt bij hem in de auto en ze gaan op zoek naar hulp. Ik krijg de sleutels van de caravan en mag als een soort van verkeersregelaar achter blijven. Het begint een beetje te regenen. Onder een boom probeer ik droog te blijven. Achter in de auto ligt nog de handel om de poten van Flipper uit te draaien en zonder die steunen kiept ie achterover als je binnen gaat zitten.

Na één camper en één personenauto komen de beide mannen terug met een werkauto met drie gemeentemannen. Eentje van hen spreekt Spaans en dat maakt de procedure een stuk gemakkelijker. Er wordt zand weggeschept om een vlakkere rijweg te maken. Het straatnaambord wordt verwijdert om rijruimte te krijgen. De sleepkabel wordt tussen de beide achterkanten van de auto's uitgebracht. Beide geven ze flink gas, de ene achteruit en de andere voorruit. De vrachtwagen schiet los. Jammer, maar wel spannend, dat zijn remweg langer is dan die van de gemeente en ze elkaar inhalen. Er sneuvelen wat achterlichten, maar de weg is weer vrij.

We kunnen weer. De volgende dag gaan we eerst diesel tanken. Als de Kia weer wordt gestart brandt plotseling het irritante lichtje, controle motormanagementsysteem, weer. Met de gaspedaal tot de vloer komt het toerental van de motor niet hoger dan 2500 toeren. Dat is geen motorkracht waarmee je een caravan nog twee weken door de Spaanse Pyreneeën trekt. Weer naar een Franse garage en maar weer een duur onderdeel vervangen, dat achteraf toch niet het euvel veroorzaakt? Nee, we gaan terug.

Via de tolwegen. We rekenen er op dat je tol moet betalen omdat ze de hoogste bulten en diepste dalen er uit hebben gehaald. En dat is ook wel zo. Slechts een paar keer houden we de adem in of we boven komen of niet. Onze kilometerteller haalt dan bij lange na niet de minimum snelheid op snelwegen. Maar op de derde dag komt België in zicht. We rijden via Brussel naar Antwerpen om de Schelde-tunnel te mijden. We zijn bang dat we niet weer uit de tunnel omhoog kunnen komen. Terug in Nederland gaat Kia naar zijn eigen garage, waar we zonder taalbarrière kunnen uitleggen dat we er helemaal “flauw” van zijn. Het lijkt wel of er onbekende krachten bezig zijn die niet willen dat we Spanje bereiken.

Messanges, Frankrijk, 20-4-2012

Port de Beychevelle, Frankrijk
Deze week waren we op bekend terrein. Drie jaar geleden hebben we met onze blauwe VW Caddy alle toeristenroutes, wegen, weggetjes, zand- en modderpaden tot in de verste hoekjes bekeken. Dat hebben we nu niet over gedaan, alleen wilden we graag nog eens rondkijken in en om Pauillac, het stadje dat toch een hele winter onze woonplaats is geweest.

De velden met druivenstokken liggen er mooi bij. De nieuwe scheuten zijn al weer zo lang, dat ze langs de draden geleid kunnen worden. In Pauillac zijn toch weer meer winkels gesloten. Het centrum ligt er zelfs wat vervallen bij. De jachthaven adverteert met een groot bord om nieuwe liggers aan te trekken. De glorietijd als hoofdstad van de wijnstreek is echt voorbij.

Een speciaal plekje vonden we altijd Port de Beychevelle. Vroeger was dit een haven voor het wijntransport per schip over de Gironde. Nu is het een gewone brede moddersloot. Maar de kade aan de rivieroever is er nog en voor het oude hek van het Chateau de Beychevelle, onder Platanen, met zicht op de Gironde is het een "smûk" plekje. Nieuw is het bord met de toestemming, dat er 24 uur gekampeerd mag worden met camper of caravan. Wij maken daar dankbaar gebruik van.

Het weer is omgeslagen en het begint steeds harder te waaien. Er staat al een camper in de luwte van de bomen. Wij zoeken een plaatsje verderop, maar draaien de steunen van Flipper nog niet uit. Al schommelend in de wind hopen we dat de camper nog vertrekt, zodat wij ook van de luwte van de bomen kunnen profiteren. Na het eten, een wandeling en een paar hoofdstukken in 't leesboek, kunnen we achteruit en schuiven tot aan de boomstammen. Beschut door een rij bomen, met zicht op de lichtjes aan de overkant van de Gironde en helemaal alleen.

Het is al laat op de avond als we in het donker stemmen horen. Bezoek? Nee, het is zondagavond en dit stille plekje is het vrijershoekje van de plaatselijke paartjes. Wij sluiten al onze gordijnen, zij hebben geen pottenkijkers nodig. De wind trekt aan tot stormachtig. Buiten horen we niemand meer, maar wij liggen nog lang wakker door al de zaadballetjes die uit de Platanen los waaien en op het dak van Flipper neerkwakken.

Les Mathes, Frankrijk, 13-4-2012

La Tremblade, Frankrijk
Op het parkeerterrein van een supermarkt zoeken we een plaats voor onze auto met caravan. Het is er erg druk en we hebben al een paar rondjes gereden als er helemaal achterin, naast een grasveldje, twee plaatsen vrij komen. Onze combinatie is langer, maar met de achtereind op een verboden strook, we begrijpen niet waarom dat niet mag, drukken we ons er tussen. Boodschappen gedaan en, dat is lekker makkelijk, direct vanuit de winkelkar alles in de kastjes van Flipper weggeborgen.

Als ik uit de caravan stap zie ik zo'n 100 meter voor me in het gras een bruine vogel met zwart-witte strepen. Een Hop. In Nederland zie je die nauwelijks. Parmantig stapt ie rond. Voorzichtig schuif ik langs Flipper naar Kia zijn achterbank, waar het fototoestel ligt. Ja, ik heb de camera bijna altijd bij me, maar nog net niet mee naar de supermarkt. De Hop wacht mooi tot ik de autodeur open doe en neemt dan de vleugels. Dus wordt er koffie gezet en opgedronken zittend op het opstapje voor de caravandeur. Wij hebben, op de brandweeroprit, wel veel bekijks, maar een vogel met een kuifje laat zich niet weer zien.

Een paar dagen later zoeken we tussen de middag een staanplaats in het bos aan zee bij La Tremblade. Hier vind je een wirwar aan kleine weggetjes, waar je gewoon je auto met caravan langs het pad parkeert. We zoeken het strand op. Het zand is erg rul en 't loopt moeilijk. Na een paar weggezakte bunkers zijn we er flauw van en gaat Cees kokkerellen en slenter ik het bos in. Voor me schiet een Hop omhoog een boompje in. Sapperdeflap, heb ik weer het fototoestel niet stand-by. Jammer, dan eerst maar terug naar mijn kok voor een warme hap.

Na een uurtje, nu helemaal accuraat en alert, schuif ik van boom naar boom en zie er zelfs twee op een stukje gras naar voedsel zoeken. Voorzichtig weer een boom opschuiven, het is nog ver, maar toch maar een keertje afdrukken. Er komt een auto aan. Geeft niet: als die voorbij is, komen ze wel terug uit de boom. Ondertussen vraag ik me af of het meervoud van Hop, Hops of Hoppen is. De auto gaat langzamer rijden en stopt midden op het grasveldje. Geeft niet: misschien moet er even geplast worden. Ik weet het Franse woord voor gluurder niet, maar zo voel ik me wel. Uit de kofferbak komen twee stoeltjes en ook nog twee, veel te dikke, boeken. Geeft wel: kans alweer verkeken.